Betreft: Geestelijke gezindheid tegenover gevoelsmatigheid
Vraag:
Wat is het verschil tussen deze beide begrippen?
Antwoord:
In de Bijbel worden niet deze twee begrippen tegenover elkaar geplaatst, maar de begrippen ‘geestelijk zijn’ (een geestelijke gezindheid hebben) en ‘ongeestelijk of vleselijk zijn’ (een ongeestelijke, vleselijke gezindheid hebben).
Iemand die geestelijk gezind is geeft de dingen van God de voorrang. Het belang van God en de eer van Jezus Christus bepalen zijn leven. Iemand die vleselijk is zal zijn eigen belang voorop stellen. Hij wordt beheerst door zijn ‘ik’, dat aan zijn trekken moet komen.
De Korinthiërs worden door de apostel vleselijk genoemd (1Ko 3:1-4). Er was naijver onder hen en twist. Van Paulus, maar ook b.v. van een echtpaar als Aquila en Priscilla kunnen we zeggen dat ze geestelijk gezind waren. Wat hebben ze niet voor de Heer Jezus over gehad! Daarentegen kunnen we van Diotrefes zeggen, dat hij vleselijk gezind was, want hij zocht zijn eigen eer (3 Jh 9,10). Hier zouden nog veel meer voorbeelden te geven zijn, maar deze zijn voldoende.
Nu de kwestie van gevoelsmatigheid. Hier kun je moeilijk spreken van een gevoelsmatige gezindheid. De tegenstelling is nu eerder: geestelijk oordelen en handelen tegenover gevoelsmatig handelen.
In het eerste geval worden de dingen beoordeeld in het licht van God, ze worden weloverwogen getoetst aan Gods Woord en in overeenstemming daarmee wordt gehandeld.
In het tweede geval laat men zich leiden door zijn gevoel. In de regel zal men impulsief een mening verkondigen of een bepaalde daad verrichten. Het kan ook dat men heel rustig oordeelt, maar dat gevoelsmotieven het uiteindelijk voor het zeggen hebben.
Ook hier zullen voorbeelden meer zeggen dan uiteenzettingen. In Hd 15: 36-40 lezen we dat Barnabas zijn neef Markus ook op de tweede zendingsreis wil meenemen ondanks het feit, dat Markus hen tijdens de eerste reis in de steek gelaten had. Paulus acht dat niet juist. Het staat er niet met zoveel woorden en daarom zeg ik het veronderstellenderwijs, namelijk dat Barnabas zich hier mogelijk door gevoelsmotieven heeft laten leiden en dat mede omdat Markus zijn neef was, terwijl Paulus het belang van het werk vooropgesteld heeft. Neem een ander geval: De ontvangers van de tempelbelasting vragen aan Petrus of zijn Meester wel de didrachmen betaalt (Mt 17:24-27). Impulsief geeft Petrus ten antwoord: ‘Ja’. Hij vraagt zich niet af of zijn Meester wel onder die belastingplicht valt. Hij is ook niet voorzichtig om het eerst aan de Heer te gaan vragen. Nee, hij geeft direkt antwoord en daarbij wordt hij geleid door zijn gevoel.
Zou zijn Meester geen goede Jood zijn? Zou Hij de tempelbelasting niet betalen? De gedachte alleen al was voor Petrus onbestaanbaar, dus zei hij prompt ‘Ja’. Daarop krijgt hij echter van de Heer te horen dat ‘zonen’ vrij zijn. Dit onderwijs had hij kunnen ontvangen voordat hij ‘ja’ zei tegen de belastinginners, maar daarvoor stond hij toen niet open.
Dat gevoelsmatig handelen in bepaalde gevallen een heel erge misslag kan zijn leren we uit Mt 16:22. Petrus kan onmogelijk aannemen dat zijn Meester zou moeten lijden. Als de Heer daarover spreekt druist dat dwars tegen zijn idee en gevoel in. Hij waagt het dan de Heer te bestraffen en zo wordt hij zelfs een spreekbuis van satan (Mt 16: 21-23).
Het voorgaande wil niet zeggen, dat bij geestelijk handelen het gevoel uitgeschakeld is. Toen Maria de Heer zalfde heeft ze dat gedaan in het besef dat de Heiland zou lijden en sterven (Mt. 26:12). Ze handelde met inzicht, maar daarbij gedreven door liefde tot haar Meester.
Geestelijk handelen is niet gevoelloos, ’technisch’ juist handelen. Het gevoel is er wel degelijk bij ingeschakeld, maar het is onderworpen aan het geestelijk inzicht.