Betreft: Gn. 12: 3
Vraag:
Geldt de uitspraak: ‘Ik zal zegenen, die u zegenen’ ook nu nog?
Antwoord:
De eerste vraag waarvoor we staan is of dit een uitspraak is die alleen Abraham betreft of dat ze ook geldt ten aanzien van zijn nageslacht. Als dit laatste het geval is, is de tweede vraag of dit ook geldt gedurende de tijd dat het nageslacht zich van God heeft afgewend.
Het is duidelijk, dat de belofte: ‘Met u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden’ ook ziet op het nageslacht van Abraham, want met die woorden wordt deze belofte aan Izaäk herhaald (Gn. 26: 4). Tegen Jakob zegt God beide dingen: ‘Met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden’ (Gn. 28: 14). Deze belofte ziet in eerste instantie op de zegen die in Christus alle volken ten deel valt (Gl. 3: 14). Dat geldt de gelovigen uit de volken nu. Maar straks zullen de volken samen met Israël gezegend worden als Israël in het land hersteld wordt (Zc. 8: 13).
De uitspraak: ‘Ik zal zegenen die u zegenen’ wordt echter aan Izaäk en Jakob niet herhaald. Maar daarmee is niet alles gezegd. We lezen namelijk in Gn. 30: 27 dat Laban moet erkennen, dat God hem terwille van Jacob gezegend heeft. Zo ook wordt het huis van Potifar gezegend om Jozefs wil (Gn. 39: 5). Sterker nog is Nm. 24: 9 waar Bileam profeteert, dat gezegend is wie Israël zegent. Deze belofte geldt dus ook het nageslacht van Abraham.
In deze gedeelten staat er niet bij, dat dit woord niet meer geldt als Israël afwijkt. Ten tijde van Bileam bedreef het volk trouwens grote zonde. We kunnen dus zeggen, dat een houding van goedgunstigheid tegenover Israël door God gewaardeerd wordt. Anderzijds rust Gods toorn op elk volk dat Israël aantast. Zelfs als God de volken gebruikt om Israël te tuchtigen dan straft hij ze daarvoor omdat zij het doen om andere redenen, lees bijv. Js. 10: 5-11; Jr. 25: 12-14. Wie Israël aanraakt, raakt zijn oogappel aan
(Zc. 2: 8). Een houding van goedgunstigheid tegenover de Joden heeft een volk altijd zegen gebracht en doet dat nog.
Wij zullen Abrahams nageslacht zegenen. Zegenen wil zeggen ‘goed spreken van’ of ook het goede toewensen.
Het beste wat we Israël kunnen toewensen is dat het volk zich bekeert tot God. Als het volk in nood is zullen we helpen met stoffelijke goederen, maar dat geldt ook voor ieder ander volk dat in nood zit.