Betreft: Gn.2: 23, 24 i.v.m. Ef.5: 30-32
Vraag:
De vrouw is uit de man gevormd, betekent dat dat ook zij, net als Adam, beeld van God is?
Antwoord:
Uit Gn.1: 27 blijkt dat de mens zowel man als vrouw naar het beeld Gods geschapen zijn.
Bezien we echter de man en de vrouw in verhouding tot elkaar, dan is de man het beeld van Christus en de vrouw het beeld van de gemeente. We hebben dan met een andere voorstelling te maken. Vergelijk hierbij Ef.5: 23-33.
In 1 Ko.11 krijgen we nog weer een andere gedachte. Volgens vers 7 is de man, apart beschouwd, het beeld en de heerlijkheid van God en is de vrouw (niet het beeld of zo iets), maar de heerlijkheid van de man. Zie voor dit laatste de Bode-Express: de plaats van de vrouw.