Betreft: Gn.49: 10
Vraag:
Hoe moeten we deze tekst verklaren, er is toch een tijd geweest dat er geen koning uit Juda over Israël regeerde? En Herodes was toch ook geen Jood?
Antwoord:
Er staat, dat de scepter van Juda niet wijken zal totdat Silo komt. Nu mogen we dat niet lezen als stond er: ‘er zal altijd een koning uit Juda regeren totdat Silo komt’. De gehele tijd van de Richteren was er immers ook geen koning uit Juda!! En de eerste koning , te weten Saul, stamde uit Benjamin.
Nu wordt in de meeste gevallen het woord scepter gezien als een teken van koninklijke waardigheid (zie b.v. Nm.24: 17; Ps.45: 7; Am 1: 5,8) maar er zijn andere plaatsen waar wel op een zeker gezag geduid wordt, maar niet op beslist koninklijk gezag (zie Ri.5: 14). Zo ook heeft het woord ‘heersersstaf’ niet per se met koninklijke waardigheid te maken (zie Nm.21: 18 en Ps.60: 9).
Toch moet met deze zegenspreuk aangegeven zijn, dat Juda een bijzondere plaats inneemt onder de twaalf stammen (de twaalf broers). Het gaat er dan om dat Juda de voorrang heeft boven de anderen. En dat is ook duidelijk als we het verband bezien. Jakob begint met een zegen over Ruben. Als het goed was zou Ruben als eerstgeborene de drager van de zegen van Abraham moeten zijn. Uit hem zou het nageslacht moeten voortkomen waarin alle volken gezegend zouden worden en hij zou de grootste zegen moeten ontvangen. Wat zegt Jakob echter?
Dit: ‘gij zult de voornaamste niet zijn’. Dan volgen Simeon en Levi, maar ook aan hen kan Jakob niet de voornaamste plaats toezeggen, vanwege hun gedrag ten opzichte van de bewoners van Sichem. Maar dan komt Juda. Met klemtoon zegt de aartsvader: ‘Juda, u zullen uw broeders loven, enz.’ Juda zal de voornaamste zijn. Uit Juda zal de Messias komen (wat met Silo aangegeven is). Wil men onder scepter toch verstaan de koninklijke waardigheid dan betekent het alleen dat de koninklijke waardigheid Juda beschoren is. Het betekent niet dat er altijd een koning uit Juda ononderbroken op de troon zou zitten.