Betreft: Gn. 9: 3,4
Vraag:
Wat betekent het, dat men vlees met zijn ziel, zijn bloed, niet zal eten? Geldt dat gebod ook nu nog?
Heeft het ook betrekking op bloedtransfusie?
Antwoord:
Bij dit voorschrift willen we waarschuwen voor drie fouten die we bij de uitleg kunnen maken, te weten:
-dat we dit gebod aan de kant zetten door het tot een tijdgebonden voorschrift te verklaren (zoals de moderne schriftuitleggers doen),
-dat we het inperken door het te laten slaan op de heidense gewoonte om bloed te zwelgen (zoals door veel orthodoxe uitleggers gedaan wordt);
-dat we het gebod gaan uitbreiden tot alles waarvoor bloed eventueel gebruikt wordt (zoals dat gebeurt door de Jehovah’s – getuigen).
Contra moderne opvattingen:
Het gebod in Gn. 9: 3 is gegeven aan Noach en zijn nakomelingen. Dus aan de hele mensheid
na de vloed. Nergens lezen we van een intrekking of een vervanging ervan. Integendeel het wordt in de wetgeving bij de Sinaï voor Israël herhaald en dan wordt er een diepere betekenis aan gegeven. Het gebod is dus ook niet speciaal joods-wettisch want het bestond al voor de wetgeving op de Sinaï. Het is dan ook bij het ingaan van de nieuwe bedeling op de Pinksterdag niet afgeschaft. Integendeel op de vergadering te Jeruzalem wordt het opnieuw aan (de bekeerlingen uit) de volken opgelegd (Hd. 15: 20,28,29, vgl. 21: 25). Welnu, wij hebben geen enkel recht een gebod tijdgebonden of verouderd te verklaren als de Schrift dat niet doet.
Contra orthodoxe inperking:
Het is van belang op te merken:
- dat het verbod om bloed te nuttigen gegeven is in een tijd, dat er geen enkel bijbels bericht is over afgodendienst, heidense offercultus of heidense opvattingen.We lezen voor de zondvloed wel van geweld en verderf, maar niet van afgodendienst,
- dat in het verbod elke heenwijzing naar een dergelijke offercultus ontbreekt. Het is dus ook niet gegeven met het oog op afgoderij of heidense opvattingen in latere tijden,
- dat op het eigen moment dat het verbod werd afgekondigd er van heidendom zeker geen sprake was, want de aarde werd toen slechts bewoond door Noach en zijn familie. En van Noach lezen we dat hij rechtvaardig was en met God wandelde,
- dat het gebod uitdrukkelijk gegeven wordt als een voedselvoorschrift. Bij de schepping had God aan de mens ‘het zaadzaaiend gewas’ en ‘de vruchten van het geboomte’ tot voedsel gegeven. Nadat de mens in zonde gevallen is, wordt gezegd: }gij zult het gewas des velds eten'( Gn. 3: 18). Toen was het de mens niet geoorloofd vlees te eten. De toestemming daartoe wordt pas na de zondvloed gegeven met de woorden: ‘Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid. Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten’.
Bloed mag dus niet als voedsel gebruikt worden. De vraag is natuurlijk waarom dat niet mag, maar ook al zouden we daar geen bevredigend antwoord op kunnen geven, dan hebben we toch dit voorschrift eenvoudig te gehoorzamen. Gehoorzaamheid hangt niet af van het begrijpen van een voorschrift. Toen Abraham de opdracht kreeg zijn zoon te offeren heeft God hem niet verklaard waarom hij dat moest doen en hoe Hij verder zou handelen. Abraham gehoorzaamde echter zonder commentaar te leveren. Nu is dat niet de gangbare wijze van Gods handelen. Bij heel veel voorschriften geeft God het ‘hoe en waarom’ erbij, opdat wij Hem met inzicht zullen dienen. We mogen dus best nagaan wat mogelijk de betekenis van het verbod om bloed te nuttigen is.Maar om dit gebod op te volgen is het niet noodzakelijk die betekenis te weten.Wij zijn gebonden een gebod van God in acht te nemen, of we nu de zin ervan begrijpen of niet. De Here God vraagt van ons gehoorzaamheid en die zijn we Hem , onze Schepper en Onderhouder verschuldigd. We hebben met een toegenegen hart ‘de Gever van alle goede gaven’ te eren, en dat doen we ook daarin dat we ons onthouden van dat wat Hij ons verbiedt om te nuttigen.
Contra uitbreiding van het voorschrift:
De Jehovah’s – getuigen handhaven strikt het verbod om bloed te nuttigen. Dat is prijzenswaard! Maar over de betekenis ervan hebben ze een heel eigenaardige opvatting, die hen ertoe brengt ook bloedtransfusie af te wijzen met alle catastrofale gevolgen vandien. Met een variant op een schriftwoord zouden we willen zeggen: ‘In deze prijzen wij hen niet’. Het Wachttorengenootschap leert namelijk dat de uitdrukking ‘de ziel is in het bloed’ of ‘het bloed is de ziel’ heel letterlijk betekent dat het wezen van de persoon in het bloed zit. Zij breiden dan ook het verbod om bloed te eten uit en zeggen dat je geen bloed tot je mag nemen. Want of je het nu door je mond naar binnen krijgt of via een infuus in je aderen dat maakt – volgens hen – geen verschil.
‘Als je, zo argumenteren ze,’ alcoholist bent geweest en je hebt ingezien dat je je daarvan moet onthouden dan laat je je toch ook geen alcohol in je aders spuiten’. Dit voorbeeld gaat natuurlijk finaal mank. Een alcoholist mag zich zeker geen bloed in zijn aders laten spuiten om zich dronken te laten maken. Maar als die man doodziek is en toedienen van alcohol kan dienen als pijnverzachting of ook als afbraakmiddel van bepaalde ziektekiemen ( zoals onlangs in de pers naar voren is gebracht) dan is er geen enkel bezwaar tegen zo’n handeling. Het doel is dan namelijk totaal anders. Welnu, zo zit het ook met bloedtransfusie. De Bijbel verbiedt het gebruik van bloed als voedsel, maar niet als medicament.
Daar zal een Johavah’s getuige tegenin brengen: ‘Het bloed is de ziel en die is inherent met de persoonlijkheid Je krijgt – of je nu bloed eet of een bloedtransfusie ondergaat, in beide gevallen -de persoonlijkheid van een ander ( of iets daarvan ) in je. En dat mag niet. Dat is de zin van het verbod’. Dat laatste is nu maar de grote vraag. We zullen daar zo op ingaan. Het eerste, dat je de persoonlijkheid van iemand in je opneemt, is wetenschappelijk niet houdbaar. Iemand die bloed geeft (veel bloed verliest) raakt niet iets van zijn persoonlijkheid kwijt. Omgekeerd ontvangt niemand een veranderde persoonlijkheid door bloedtransfusie. Er zijn mensen die tientallen liters bloed toegediend gekregen hebben en bij wie geen enkele verandering in de persoonlijkheid is opgetreden.
De Jehovah’s – getuigen geven aan dit verbod dus een betekenis die niet zo in de Bijbel staat en die strijdt met de feiten.
Zoals gezegd gaat het om een voedselvoorschrift. In Hd. 15: 20 wordt weliswaar de uitdrukking ‘zich onthouden van’ gebruikt maar dat gebeurt omdat daar vier dingen samengenomen worden waarvan je het gebruik met die ene uitdrukking kunt aangeven. Zich onthouden ‘ van wat door de afgoden bezoedeld is’ ziet echter duidelijk op niet eten van offervlees, zich onthouden van het verstikte duidt op niet eten van wat door verstikking om het leven is gekomen. Zich onthouden van bloed ziet dus ook op niet eten van het bloed. Trouwens in Gn. 9: 4 en Lv. 17: 12 wordt heel duidelijk over niet eten gesproken. Men mag dit ‘zich onthouden van bloed’ dus niet zo invullen alsof het ziet op elke mogelijke wijze van bloed tot je nemen ofwel van bloed laten inspuiten.
De betekenis van het voorschrift:
Wat het veldgewas betreft heeft God geen enkel deel van een plant verboden om als voedsel te gebruiken. Bij het toestaan van dierlijk voedsel echter wel. Het bloed mag niet gegeten. Nu staat er in Gn. 9: 3 Alles wat zich roert, al wat leeft, zal u tot spijze zijn. Een plant leeft natuurlijk ook als hij niet dood is, maar hier wordt van de dieren in een specifieke zin gezegd, dat ze leven. Dat zien we ook bij de schepping naar voren komen op de vierde scheppingsdag. Toen werden namelijk voor het eerst levende wezens of levende zielen, geschapen . Er waren toen al planten, maar die werden niet onder levende wezens gerekend.
Van een plant zeg je in de regel ook niet dat je hem dood maakt, en zeker niet dat je hem het leven beneemt. Van een dier zeggen we dat echter wel. Dat houdt verband met het feit dat dieren bloed hebben. Dat bloed stroomt door het hele lichaam, brengt de voedingsstoffen en zuurstof heen en voert de afvalstoffen af.Het is de drager van het leven of stelt het leven voor. Zonder bloed is er geen leven. En God is de Schepper van het leven. Door een dier te doden vergrijpt een mens zich eigenlijk aan het leven. God heeft het wel toegestaan, maar oorspronkelijk lag het ‘niet in de bedoeling’. Het verbod om bloed te nuttigen dient om de mens te doen erkennen dat het leven eigenlijk God toekomt en niet ons mensen.
Bloed als voedingsmiddel gebruiken is een ontering van God, die de schepper van het leven is en het is een ontering van het bloed als symbolische drager van het leven. Je zou het kunnen vergelijken met de Nederlandse vlag.
Als doek heeft zo’n vlag geen enkel meerwaarde boven een lap stof van dezelfde grootte en kwaliteit. Zo heeft bloed op zichzelf geen meerwaarde boven een ander lichaamsbestanddeel.
De vlag van een land heeft echter een symbolische waarde en dat is met bloed ook het geval. Welnu, je gebruikt een vlag niet voor een onwaardig doel, bijvoorbeeld om je schoenen er mee op te wrijven. Zo mogen we ook het bloed niet gebruiken voor een doel waarvoor het niet gegeven is en het als consumptiemiddel gebruiken. We moeten het bloed in ere houden als de drager van het leven, waarbij we bedenken dat God de Schepper van het leven is.
Toen God dit gebod voor Israël herhaalde gaf Hij er nog een betekenis bij. Bloed mocht niet gegeten worden omdat God het als zoenmiddel op het altaar had gegeven. Bloed bewerkt verzoening en zonder bloedstorting is er geen vergeving. Bij een bloedig offer, een dieroffer, werd een dier gedood. Dat dier ging als het ware in de dood voor de offeraar die de dood verdiend had vanwege zijn zonde. Welnu, een zoenmiddel mag je niet gebruiken als voedingsmiddel..
Dat het bij de term bloed om de symbolische waarde van het bloed gaat laat zich ook nog op een andere wijze duidelijk maken. In Op 1: 5 lezen we deze woorden: ‘Hem die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft ( of: van onze zonden gewassen heeft) door zijn bloed’. Betekent dit nu – met eerbied gezegd – dat letterlijk het bloed van de Here Jezus dat bewerkte? Natuurlijk niet, het betekent dat de Here Jezus voor ons zijn leven heeft gegeven en dat we daardoor uit onze zonden verlost zijn (dat geldt natuurlijk alleen de gelovigen). Zo lezen we in Rm. 5: 9 dat we gerechtvaardigd zijn door het bloed van Christus. Daarvan geldt precies hetzelfde het ziet eveneens op het feit dat Christus zijn leven overgegeven heeft en dat ieder die in Hem gelooft gerechtvaardigd is ( zie Rm. 5: 1). Vergelijk ook 1 Jh.1: 7 en Op 5: 9.
Nog even een paar praktische punten in verband met mogelijke vragen:
- het verbod betreft het nuttigen van klaar bloed (bloedworst) of van vlees van dieren waarbij men de halsslagader niet heeft doorgesneden om het bloed te laten weglopen.
- het verbod om het ‘verstikte’ te nuttigen ( Hd. 15) ziet w.s. daarop dat bij verstikking het bloed ‘door het vlees slaat’ en er niet meer van te scheiden is.
- bepaalde vleessoorten worden meer door bloed doorstroomd dan andere of zien er vanwege de bereidingswijze bloederiger uit. Lever , tong of nier waren een Jood echter niet verboden en vallen dus niet onder het verbod om bloed te nuttigen
- zogenaamde bloedwijn heeft niets met bloed te maken. Het is een ijzerhoudende wijn die gunstig is voor de bloedfabricage.