“Want zolang ik zweeg kwijnde mijn gebeente weg” (Ps 32:3)
Onbeleden zonden kunnen de blijdschap en vrede in het hart van een christen totaal wegnemen. Ironside vertelt hoe hij dat eens geïllustreerd vond in een verslag van een toespraak van een zekere Dr. F.E. Marsh over dit onderwerp.
Na afloop van deze toespraak van Marsh kwam er een jonge man bij hem die vertelde dat hij zat met een zaak die hem altijd bezig hield en die zijn blijdschap in het geloof weggenomen had. De man was bootbouwer en hij werkte voor een ongelovige. Bij het bouwen van die boten gebruikte men koperen spijkers want die roesten niet. De jonge werknemer bouwde ook een boot voor zichzelf in zijn vrije tijd en omdat koperen spijkers nogal duur zijn nam hij geregeld een partijtje van zijn baas mee. Hij wist wel dat dat stelen was, maar hij suste zijn geweten met allerlei smoesjes.
De toespraak van Marsh bracht hem echter tot inkeer. Hij vertelde wat hij had gedaan en zei dat hij het zo moeilijk vond om dat aan zijn baas te belijden . Die zou hem vast als een huichelaar beschouwen en van het geloof nu helemaal niets meer willen weten. Dr. Marsh zei hem dat hij het zijn baas toch moest vertellen en de kosten moest vergoeden. Het duurde weken voordat de de jongeman zover was dat hij aan zijn baas opbiechtte wat hij had gedaan.
Toen op een avond ging hij naar Dr. Marsh toe en vertelde dat hij de zaak met zijn baas in orde had gemaakt. De prediker was benieuwd hoe de baas dit had opgepakt en vroeg daarna. De jonge bootbouwer vertelde dat zijn werkgever hem eerst verbaasd had aangekeken en toen had gezegd: “George, ik heb altijd gedacht dat je een vrome huichelaar was, maar nu krijg ik het gevoel dat er in het christelijk geloof toch wel wat zit. Een godsdienst die die er voor zorgt dat een oneerlijke werknemer belijdt dat hij koperen spijkers heeft verduisterd en aanbiedt dat in orde te maken moet wel iets goeds in zich hebben”.
Dr Marsh vroeg de jongeman of hij dit voorval in zijn toespraken mocht gebruiken. Deze gaf graag zijn toestemming. Toen Marsh dit verhaal inlaste in een van zijn toespraken kwam er na afloop een dame op hem af en zei: ‘Doctor ik heb ook koperen spijkers op mijn geweten. Ik ben wel geen bootbouwer, maar ik houd erg van boeken en ik heb heel wat boeken van een vriendin geleend en stilletjes gehouden. Ik heb het echter beleden en de boeken teruggegeven. Ze heeft me vergeven en God heeft dat ook gedaan. Ik ben zo blij dat “er geen koperen spijkers meer aan mijn geweten knagen”.
In verband met dit laatste geval even dit er tussen door: De evangelist br. Vink met wie ik jaren heb samengewerkt, had in zijn boeken geschreven: “De meeste mensen zijn slechte rekenaars maar goede boekhouders”
Maar terug naar de koperen spijkers. Het verhaal werd ook ingelast in een toespraak die werd gehouden in de aula van een hogeschool. Na verloop van tijd vertelde de directeur aan dr Marsh dat er als resultaat van het verhaal van de “koperen spijkers” heel wat gestolen vulpennen en andere zaken teruggegeven waren aan de rechtmatige eigenaars.
Heeft er iemand misschien ook last van zulke “koperen spijkers”?