Betreft: Hd. 9: 22; 18: 28
Vraag:
Hoe kon Paulus bewijzen dat Jezus de Christus is?
Antwoord:
De uitdrukking ‘bewijzen dat Jezus de Christus is’ komen we tegen in die gevallen dat de toehoorders Joden zijn. Deze Joden namen het Oude Testament aan als de heilige Schriften van God. Welnu, aan de hand van die Schriften kon Paulus bewijzen dat Jezus Christus beantwoordde aan dat wat in het Oude Testament over de Messias, de Christus, geschreven stond.
In Hd 18: 28 wordt dan ook aangegeven dat Apollos de Joden vanuit de Schriften bewees dat Jezus de Christus is. Of die Joden dat wilden aannemen en tot geloof in Jezus Christus kwamen, is een andere zaak. Helaas was dat lang niet altijd het geval.
Het evangelie van Matteüs is speciaal geschreven voor Joden om aan te tonen dat Jezus de Christus is. Matteüs geeft dan ook regelmatig met aanhalingen uit het Oude Testament aan, dat wat er met Jezus van Nazareth gebeurd was, of wat Hij zei of deed, een vervulling van de Schriften was. Let op de uitdrukkingen: ‘opdat (zodat) de Schrift vervuld werd’ of ‘zo werd de Schrift vervuld’.
Op dezelfde manier zullen Paulus en Stefanus dat mondeling gedaan hebben. Let ook op het verschil tussen de toespraak van Paulus in de synagoge in Antiochië (Hd. 13: 14-41 en zijn toespraak op de Areopagus (Hd.17: 16-31). In de eerste haalt hij verschillende keren de Schrift aan, in de tweede doet hij dat geen enkele keer.