Hang de ruif niet te hoog – over de beperkingen van taal

Dr Moffat trok als zendeling tot in het hart van Afrika. Hij kwam bij inboorlingen die nog nooit een wagenwiel of een stoommachine hadden gezien. Zijn ossenwagen en theeketel trokken erg veel aandacht.

Hij vertelde dat in zijn land de mensen lange stukken ijzer op de grond hadden gelegd en dat een hele boel ossenwagens door een theeketel werden voortgetrokken. Hij zetter zijn toverlantaarn in werking en liet ze door middel van een lantaarnplaatje een hele reeks wagons zien met een locomotief. De inlanders riepen luid:’Kijk de ossenwagens en de theeketel.

Later nam Moffat de zoon van een hoofdman mee naar Engeland, toen die voor het eerst in een trein zat, zei de jongen: “Kijk, meneer Moffat, dit is de ossenwagen en de theeketel”. Dit is een goede illustratie van wat God doet als Hij ons dingen wil meedelen die onze ervaring en ons begrip ver te boven gaan. Hij moet dan gebruik maken van termen die aan onze beperkte ervaring en begrip zijn ontleend. We moete niet veronderstellen dat ze de feiten exact weergeven, maar dat ze slechts zoveel meedelen als onze beperkte taal en beperkt begrip kunnen bevatten.

Een prediker uit Egypte bezocht Nederland en logeerde bij mijn schoonvader br. H. Wilts uit Apeldoorn, later woonachtig in Arnhem. Deze vroeg hem eens: “Br. Matta Benam, als u straks de kleine dorpje in Egypte bezoekt ,vertelt u de broeders en zusters dan ook alles wat u hier gezien hebt. “Nee”, was het antwoord en hij vervolgde met ”als ik ze zou vertellen dat de boeren hier hun vee op stal hebben staan en dat die beesten drinken uit een bakje aan een paal dat ze met een beweging van hun kop uit een leiding laten vollopen met water dan zouden ze zeggen: ‘we weten dat br, Matta Benam nooit liegt, maar dit kan niet waar zijn’”. Een wijs woord dat wat ik hier boven over Moffat schreef, illustreert en dat in een tijd die nu al weer bijna vijftig jaar achter ons ligt.

Wel, God doet hetzelfde in zijn woord, de Bijbel. Zijn woord is volmaakt, het is absoluut waar, maar de termen zijn ontleend aan menselijke taal. Naarmate we de Bijbel meer bestuderen zullen die termen ons ook meer onthullen, maar als we strak bij de Heer zijn, zullen we net als de koningin van Scheba zeggen : “De helft is ons niet aangezegd”.

Deze anekdote bevat voor predikers een belangrijke les en wel dat we in ons woordgebruik eenvoudig moeten blijven en ons moeten aanpassen aan het niveau van de hoorders. Een oude vrouw kwam eens teleurgesteld terug uit een godsdienstige bijeenkomst en ze liet dat blijken aan iemand die haar vroeg hoe ze de dienst gevonden had. Ze zei: “Ik had de Bijbel bij me, maar ik had een woordenboek bij me moeten hebben.”.

Niet alleen de taal die we spreken moet begrijpelijk zijn, maar ook de inhoud moet aangepast zijn aan het bevattingsvermogen van de hoorders. Iemand heeft eens gezegd : “De kudde van de goede herder bestaat niet uit giraffen,. maar uit schapen. Hang de ruif dus niet te hoog”. Dat neemt niet weg dat er wel eens moeilijke onderwerpen ter sprake moeten komen, maar dan moet dat met onderwijs vanuit de Schrift gepaard gaan, zodat de luisteraars groeien in het verstaan van Gods woord.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies