Heere, Here of Heer

Betreft: Schrijfwijze Heere, Here of Heer

Vraag:

Welke schrijfwijze is de juiste?

Antwoord:

Deze kwestie ligt in ons land heel erg gevoelig. In verschillende kerken en geloofsgemeenschappen vindt men het namelijk een aantasting van de eer van God als men HERE in plaats van HEERE schrijft. Nog meer bezwaar heeft men tegen het gebruik van het woord HEER. Hetzelfde geldt voor de schrijfwijze van het woord Here of Heer in plaats van Heere. Men grondt zijn bezwaar voornamelijk op de volgende twee argumenten:
1) De naam HEERE is de weergave van één van de verhevenste namen van God. Het is dus een eigennaam voor God en het is ongepast die te wijzigen.
2) Heere is een naam of titel waarmee God aangeduid wordt als de absolute Gebieder en Meester. Een wijziging daarvan is eveneens ongepast.

Ter inleiding van het probleem wil ik opmerken dat deze kwestie eigenlijk alleen in Nederland een rol speelt. De reden daarvan is de volgende: In het Duits, Engels en Frans wordt de naam van God respectievelijk weergegeven als Herr, Lord en Seigneur. In feite zijn dat aanspreektitels en geen eigennamen. Welnu, in deze drie talen is de schrijfwijze van deze woorden in de loop van de eeuwen niet veranderd. Een Duitser spreekt een onbekende voorbijganger nog altijd aan met Herr en voor een Engelsman en Fransman geldt hetzelfde wat betreft de betiteling Lord en Seigneur.

In het Nederlands deden zich in de loop van de tijd echter twee wijzigingen voor:
a) de klinker in een open lettergreep hoeft in een geschreven woord niet meer verdubbeld te worden om toch als een lange klinker uitgesproken te worden.
b) de ‘stomme’ e aan het eind van een woord viel weg, omdat die niet meer uitgesproken werd. In het gewone spraakgebruik werd heere heer en vrouwe vrouw. Als aanspraak in het gewone verkeer werd het mijnheer en mevrouw.

Nu is in verschillende bijbeluitgaven ingevoerd. Het NBG heeft gekozen voor aanpassing a en schrijft HERE in plaats van HEERE, idem Here in plaats van Heere. Andere vertalingen hebben aanpassing b doorgevoerd en veranderden HEERE in HEER en Heere in Heer. Uit eerbied voor God dan geschreven met een hoofdletter H. In de allernieuwste vertaling van het NBG wordt Heer geschreven

De vraag is nu of deze aanpassingen wel geoorloofd zijn. Om die vraag te beantwoorden moeten we wat dieper op de kwestie ingaan. Welnu, de naam HEERE is de weergave van de Hebreeuwse naam voor God, die weergegeven wordt met de letters JHWH. We noemen dat het tetragrammaton (= ‘de vier letters’).

Hoe we deze Hebreeuwse naam moeten uitspreken weten we niet. Het is namelijk zo, dat het oude Hebreeuwse schrift alleen maar medeklinkers kende. De klinkers van de woorden werden wel gesproken, maar niet geschreven. Pas vanaf de tweede eeuw na Christus begon men bij het overschrijven van de oudtestamentische geschriften de woorden van klinkers te voorzien (vocaliseren genoemd). Zij die zich met de overlevering van de oorspronkelijke tekst bezighielden, waren de Masoreten. Van de normale Hebreeuwse woorden wisten zij wel hoe die uitgesproken werden en welke klinkers er dus bijgeschreven moesten worden, maar van JHWH wisten ze dat niet.

Dat kwam omdat de Joden deze naam van God te heilig vonden om uit te spreken. Zij gebruikten voor God andere namen (zoals bijv. Adonai) of bepaalde omschrijvingen (zoals ‘de Heilige” ‘de Verhevene’, enz). Hoe hebben de Masoreten nu de naam JHWH van klinkers voorzien? Wel, ze plaatsten daar de klinkers in van Adonai. Zo ontstond de naam Jehovah. Het is dus duidelijk dat dit een door de mens geconstrueerde naam is, waarvan we rustig kunnen zeggen dat die onjuist is. Maar of Jahwe beter is, is ook maar de vraag.

Maar ter zake, we gaan nu het probleem van de eigennaam nader bekijken. Daarbij moeten we goed bedenken, dat de Statenvertalers de eigennaam JHWH heel anders behandeld hebben dan andere eigennamen. Deze laatste hebben ze, al of niet de Masoretische vocalisatie volgend, van klinkers voorzien; de naam JHWH hebben ze echter door een heel andere naam weergegeven en nog wel door een die in het Hollands niet de betekenis van JHWH weergeeft. Dat laatste zou namelijk nog het geval hebben kunnen zijn. Dan zou men de eigennaam JHWH naar zijn betekenis vertaald hebben. Dit had gekund door ‘Getrouwe’, ‘Eeuwige’ of ‘Hij die is’. Dat is echter niet gebeurd, men heeft de eigennaam JHWH in het Hollands weergegeven door een aanspreektitel, waarin de eerbied voor het Opperwezen is uitgedrukt. Om aan te geven dat men met de naam JHWH te doen had, zette men HEERE, terwijl Adonai met Heere werd weergegeven. In beide gevallen met drie e’s, volgens de toenmalige schrijfwijze .

De Statenvertalers volgden daarmee het voorbeeld van de ‘zeventigen’, die rond de tweede eeuw voor Christus de Hebreeuwse oudtestamentische geschriften in het Grieks vertaalden (de zogenaamde Septuaginta ). Deze vertalers moesten JHWH in het Grieks weergeven, terwijl ze niet wisten hoe JHWH eigenlijk luidde. Hadden ze gewoon de naam Jehovah overgenomen dan zou er helemaal geen probleem ontstaan zijn. Dat deden ze evenwel niet, ze kozen het woord ‘kurios’. Dit is echter geen naam, maar een titel die eigendomsrechten uitdrukt. De keizer in Rome werd ook met ‘kurios’ aangeduid (Hd 25: 26). Van dit ‘kurios’ is ons ‘heer’ een vrij goede vertaling. Het is echter geen eigennaam, maar een titel.

Dat de naam Here of HERE als titel opgevat moet worden,laten de Statenvertalers zelf zien door het lidwoord ervoor te plaatsen. Zo lezen we in Gn 4: 4: ‘De HEERE sloeg acht op Abel’, terwijl daar JHWH in het Hebreeuws staat en deze naam uiteraard geen lidwoord voor zich heeft. Wij spreken toch ook niet van ‘de Mozes’ of ‘de Paulus’, tenzij in uitzonderingsgevallen, zoals: ‘Deze Mozes is het, die tot de zonen van Israël gezegd heeft… ‘ (Hd 7: 37).

Een dergelijke uitzondering doet zich echter wat JHWH betreft niet voor. Ik neem hier de volgende verklaring over:
Het O.T. spreekt wel van ‘de’ Elohim, de ware God, in tegenstelling tot alle valse goden, maar het O.T. spreekt nooit over ‘de’ JHWH, want JHWH is de naam van de enige, de ware God. Israël spreekt wel over ‘mijn Elohim’, maar nooit over ‘mijn JHWH’, want als een Israëliet spreekt over ‘mijn Elohim’, bedoelt hij JHWH. Het O.T. spreekt wel van de ‘Elohim van Israël’, maar niet van de ‘JHWH van Israël’, want er is geen andere JHWH. Er wordt gesproken over ‘de levende God’, maar niet over ‘de levende JHWH’, want JHWH is niet anders te denken dan als de LEVENDE. (vgl. Girdlestone, Old Testament Synonyms).

Het gebruik van ‘de HEERE’ laat dus duidelijk zien dat de Statenvertalers een eigennaam met een titel of een soortnaam hebben weergegeven.
Nu de aanspreektitel Here, die vroeger voor elk hoger geplaatst persoon gebruikt werd in de loop van de tijden in Heer veranderd is, werkt het verwarrend als men voor JHWH de naam HEERE blijft gebruiken. Men suggereert dan dat we in onze taal met een eigennaam te doen hebben, terwijl dat helemaal niet het geval is. Dam kun je beter HEER schrijven waarin de gedachte aan een titel meer voor de hand ligt.

Nemen we nu nog even de titel Heere. In de zeventiende eeuw was dat de schrijfwijze voor het woord Heer. In die tijd schreef men ook niet Vrouw, maar Vrouwe. Het woord God schreef men als Godt. In de gewone spreek – en schrijftaal viel de ‘e’ op het eind van Heere en Vrouwe weg. Men ging spreken over Heer en Vrouw. In het verkeer onder elkaar werd het mijnheer en mevrouw. De ’t’ op het eind van het woord Godt schreef men niet langer.

In plaats dat men nu in de bijbel met dit gebruik meeging, liet men Heere staan. Dat was heel inkonsekwent want de ‘e’ van vrouwe liet men wel weg en de ’t’ van Godt ook. Het gevolg was dat het verouderde woord Heere meer eerbiediger leek. Maar de betekenis van ‘heer’ of ‘gebieder’ vervaagde daardoor. Als ik zeg:’Christus is mij Heer.’ dan druk ik precies uit wat de bijbel bedoelt te zeggen. Wanneer ik spreek over Christus is mijn Here dan komt dat niet zo duidelijk uit. Veronderstel dat we op dit ogenblik voor het eerst de Bijbel in het Nederlands zouden vertalen. Als we dan precies zo te werk gingen als de Statenvertalers destijds gedaan hebben, dan gaven we JHWH met HEER en Adonai met Heer weer. Het verschil in schrijfwijze tussen deze twee geeft dan aan dat we in het oorspronkelijke met twee verschillende namen, of zo men wil, met een naam en een titel te doen hebben.

Met hetzelfde recht waarmee de oude schrijfwijze ‘Godt’ aangepast is aan het latere gebruik en in ‘God’ veranderd is, mag de schrijfwijze van HEERE en Heere aangepast worden en veranderd in HEER en Heer. Nu heeft men iets in het leven geroepen dat niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.

Hadden de Statenvertalers niet de Septuaginta gevolgd, maar de naam Jehovah van de Masoreten overgenomen of mogelijk een andere naam waarin de genoemde vier letters voorkwamen, dan hadden we in Nederland niet gezeten met het probleem waar we nu mee zitten.

Ook de vertalers van het NBG hadden op hun beurt de klok terug kunnen draaien en de naam Jehovah of Jahweh weer kunnen invoeren Dat hebben ze helaas niet gedaan. Ook de tweede mogelijkheid om de eind ‘e’ te laten vallen hebben ze niet aangevat. Nee, ze hebben een ‘e’ in het midden laten vallen en pasten de schrijfwijze aan, in verband met een spellingregel. Ze handhaafden echter het gebruik van twee betitelingen die in onze tijd niet meer zo uitgesproken worden en niet de betekenis hebben die ze in het oorspronkelijke hadden. Het is dan ook een inkonsekwente aanpassing.

Tenslotte zij opgemerkt, dat kleine veranderingen in de schrijfwijze van een eigennaam geen waarde aantastend karakter hebben. Denk aan Izak=Izaäk, Filippi-Philippi, e.d. Des te minder is dat het geval als wijzigingen in een titel worden aangebracht. Als men daar wel bezwaar tegen maakt, moet met God als Godt blijven schrijven, want dat is ook een wijziging in een aanduiding van de Schepper.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies