Betreft: De hel en Gods liefde
Vraag:
(a) Moeten we onder de hel niet het graf verstaan?! Er staat van Jezus Christus dat Hij neergedaald is ter helle en ten derde dage is opgestaan uit de doden. Dat bewijst toch dat met de hel het graf is bedoeld?
(b) Hoe kan een God die liefde is, mensen eeuwig martelen in de hel? Kunnen mensen uit de hel gered worden door iets wat de levenden voor hen doen?
Antwoord:
(a) De uitdrukking dat Jezus Christus ter helle is neergedaald en ten derde dage is opgestaan, vinden we niet als zodanig in de Schrift. Het is een formulering die in ‘De twaalf artikelen van het geloof’ voorkomt. De kwestie is deze, dat in het Nieuwe Testament twee woorden voorkomen, die in oude vertalingen (helaas) door één woord, namelijk het woord ‘hel’ zijn weergegeven. Het gaat om deze twee woorden: ‘hades’ en ‘gehenna’. Het eerste woord slaat op de plaats waar de mens na zijn dood heengaat en in nieuwere vertalingen wordt dat terecht weergegeven met ‘dodenrijk’.
Alleen het tweede woord doelt op de plaats van het eeuwig oordeel. Dat woord moet dus met ‘hel’ worden weergegeven. De Schrift geeft er ook de naam ‘vuurpoel’ en ’tweede dood’ aan (Op 20:6,14,15).
Dat laatste maakt al duidelijk dat we dit oordeel moeten onderscheiden van de eerste dood, waarbij de mens wat zijn ‘ik’ betreft in het dodenrijk neerdaalt. Christus is neergedaald in het dodenrijk (wat zijn ‘ik’ betreft) en zijn lichaam is gelegd in het graf. Bij zijn opstanding heeft Hij het dodenrijk verlaten en is zijn lichaam veranderd in het opstandingslichaam waarmee Hij aan zijn discipelen is verschenen en waarmee Hij ten hemel is gevaren.
(b) De Schepping getuigt dat er een God is. Zijn kracht en Goddelijkheid worden uit zijn werken doorzien, zegt Rm 1: 20. Maar wie en hoe God is, weten we alleen uit de Bijbel. Welnu, de Bijbel toont ons dat God liefde is. Hij heeft Zijn eigen Zoon voor ons overgegeven op Golgotha’s kruis om ons van onze zonden te kunnen bevrijden. Dat is liefde.
De Schrift laat ons echter ook zien dat God licht is en dat niemand uit en in zichzelf voor Hem kan bestaan. Hij moet de mens oordelen tenzij deze ‘schuilt achter het bloed’ van Jezus Christus (denk aan Ex 12). Dat God licht is, zien we eveneens op Golgotha, want toen Christus daar stierf en onze plaatsvervanger werd, moest God Hem verlaten.
De Bijbel beschrijft ons dat zondaren voor eeuwig gered kunnen worden door het geloof in Jezus Christus. Diezelfde Bijbel openbaart ons ook dat ieder, die in ongeloof sterft voor eeuwig verloren is. Dit is de andere, de zwarte kant van de medaille van het evangelie.
Als dat niet met ons besef van liefde past dan moeten we bedenken dat we niet eens zouden weten wat Goddelijke liefde is als de Bijbel ons dat niet had geopenbaard. Maar dan moeten we ook bedenken dat we geen flauw besef hebben van wat heiligheid en gerechtigheid betekent. Niet onze gedachten of gevoelens zijn de norm, alleen Gods Woord is dat.
De Bijbel toont ons ook, dat er na de dood geen mogelijkheid van overgang is van de ene in de andere toestand (zie Lk 16:19-31). Of om het met een tekst uit het Oude Testament te zeggen: ‘ Ter plaatse waar de boom valt, daar blijft hij liggen’ (Pr 11:3). Het eeuwig lot van de mens wordt aan deze kant van het graf beslist. Er is geen mogelijkheid van bekering in het hiernamaals. Zo min iemand hier in dit leven door een of ander ritueel dat een ander aan hem verricht gered kan worden, net zo min en nog minder kan dat voor hen die gestorven zijn.
Als familieleden, bijv. onze kinderen, zich van Christus hebben afgewend dan is dat heel verdrietig. We kunnen ze niet blijven bepreken, we kunnen vaak alleen maar voor ze bidden, maar dat kan dan ook altijd.
Als gesproken wordt van ‘vuur’ dat niet wordt uitgeblust en ‘een worm’ die niet sterft, dan zullen we dat geestelijk moeten opvatten. Het ‘onuitblusselijk vuur’ ziet op een oordeel dat blijvend is. De ‘worm die niet sterft’ wijst erop dat men in dit oordeel niet vernietigd wordt. Anderen verklaren deze woorden als ‘een wroeging die niet ophoudt’