Er zijn mensen die bloedtransfusie ongeoorloofd vinden. Zij beroepen zich op de tekst
Vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten (Gen. 9:4).
Daarover drie opmerkingen:
a) dit gebod mogen we niet aan de kant zetten door het tijdgebonden te verklaren;
b) dit gebod moeten we niet inperken als zou het zien op heidense gewoonten, want die waren er toen nog niet;
c) die gebod mogen we niet uitbreiden door elke bloedtoediening ermee gelijk te stellen.
ad a
Het gebod is aan de hele mensheid gegeven. Nergens lezen we van een intrekking of vervanging. Integendeel het wordt in Lv. 17 :10-15 herhaald voor Israël.
Het voorschrift is niet typisch joods, want het bestond al voor de wetgeving. In Hand. 15:20,28,29 (vgl. 21:25)wordt het herhaald voor de gelovigen uit de heidenen.
ad b
Het gebod is gegeven in een tijd dat er – zover wij weten – nog geen afgoderij plaatsvond. Wij vinden geen enkele aanwijzing in Gn 1-+9 naar een offercultus en ook geen aanwijzing dat er in de dagen van Noach al afgoderij gepleegd werd.
Het is een voedselvoorschrift: Aan de mens is eerst zaadzaaiend gewas als voedsel gegeven (Gen. 3:18). Daarna wordt ‘al wat zich roert’, dus vlees als voedsel toegestaan, behalve het bloed.
ad c
In Hd 15:20 staat dat we ons van bloed moeten onthouden, maar dat ziet niet op het toedienen van bloed als medicijn, maar op het als voedsel nuttigen van bloed. Het verbod gaat terug op Gn 9 waar duidelijk het nuttigen van bloed verboden wordt. Bovendien ziet het ‘zich onthouden van wat aan de afgoden geofferd is’ – wat in hetzelfde verband genoemd wordt – duidelijk op het nuttigen van vlees.
Bovendien slaat het verbod niet op het toedienen van mensenbloed , maar op het eten van bloed van dieren. De gedachte – die soms geopperd wordt – dat je door bloedtransfusie de persoonlijkheid van de donor overneemt is op geen enkele wijze bewezen. Er zijn mensen die vele bloedtransfusies hebben ontvangen, maar waar van een verandering van persoonlijkheid niets te merken valt.
De betekenis van het voorschrift
Blijft natuurlijk de vraag wat dan de betekenis van het voorschrift is. Wel, van planten wordt geen enkel deel verboden maar bij dieren is dat wel het geval. Waarom dit verschil? Van dieren staat ‘al wat leeft’ zie ook Gen. 1:20 ‘levende wezens’. Een dier beneem je het leven dat zeg je bij een plant niet Het bloed is de drager van het leven. God staat aan Noach toe dieren te nuttigen, maar niet het bloed, de drager ( de ziel) van het leven. Het verbod om bloed te nuttigen dient om de mens te doen beseffen en te doen erkennen dat God de Gever van het leven is.
Bloed gebruiken als voedingsmiddel is net zo iets als je schoenen schoon wrijven met de Nederlandse Vlag.
Er zit een symbolische betekenis in het verbod.
Bloed is middel tot verzoening
In Lv. 17:10-15 wordt er nog een betekenis aan toegevoegd. Aan Israël was het bloed van dieren gegeven als zoenmiddel op het altaar. Van een zoenmiddel moet je geen voedingsmiddel maken dan haal je het als zoenmiddel naar beneden..
In het Nieuwe Testament wordt in Op 1:5 gezegd, dat we zijn ‘gewassen in Zijn bloed’ en dat ziet op het feit dat Christus zijn leven voor ons gaf (vgl. Rm. 5:9; 1 Jh 1:7; Op 5:9), de diepste zin is dat we de bloedstorting van de Heer Jezus niet naar beneden mogen halen door bloed als voedingsmiddel te gebruiken.