Betreft: Jehovah
Vraag:
Moeten we God per se met de naam Jehovah aanspreken zoals Jehovah’s getuigen zeggen? Behoort die naam ook in de Bijbel geschreven te worden?
Antwoord:
Het is bekend dat de Joden aanvankelijk geen klinkers schreven. De naam van God gaven ze weer met de medeklinkers JHWH. Die naam spraken ze echter niet uit, uit vrees de naam des Heren ijdel te gebruiken. Zo wist men op de duur niet meer hoe de naam werkelijk luidde.
Toen men in de Joodse Hebreeuwse geschriften de klinkers ging invullen heeft men de klinkers van een andere aanduiding voor God, namelijk Adonai in JHWH ingevoegd en zo construeerde men de naam Jehovah. Die naam is dus kunstmatig samengesteld en vrijwel zeker onjuist. Tegenwoordig denken velen dat we eerder moeten spreken over Jahweh of iets van dien aard.
Als Jehovah’s getuigen zo sterk de nadruk leggen op het juiste gebruik van de naam van God (ze doen dat vaak zo sterk alsof daarvan onze zaligheid zou afhangen) dan moeten ze ons eerst met absolute zekerheid kunnen zeggen hoe die naam precies luidt.
De Joden die indertijd de Hebreeuwse geschriften in het Grieks vertaalden gaven de naam JHWH weer met Kurios, dat Heer of Gebieder betekent en een aanspreektitel is. De Statenvertalers volgden dat voorbeeld en gebruikten de titel HEERE. Ze schreven die met allemaal hoofdletters om hem te onderscheiden van Heere waarmee ze de titel Adonai weergaven.
Hadden ze de naam Jehovah, Jahweh of iets dergelijks gebruikt dan zouden we nu niet zitten met de kwestie van de schrijfwijze van de woorden HEERE en Heere al of niet met drie of twee e’s. Ook zou de aanklacht van de Jehovah’s getuigen voorkomen zijn. Zoals boven aangetoond heeft die aanklacht alleen waarde als ze ons de juiste naam van God kunnen vertellen.
Daar komt trouwens iets bij. Met de naam JHWH heeft God zich bekend gemaakt aan Israël. Zo wilde Hij door het volk genoemd zijn en dat in onderscheid van de namen van de afgoden. Om dat laatste gaat het namelijk. Aan ons heeft de Heer Jezus God geopenbaard als Vader (zie Jh 17; 20:17, zie ook de aanspraak in de brieven). Zo min als kinderen hun vader noemen bij de naam waarmee hij bij vreemden bekend staat, zo min behoeven wij God met zijn naam aan te roepen waarmee Hij onder Israël bekend stond, om contact met Hem te hebben, tot Hem te bidden, enz.
Er zijn bijbelvertalingen geweest waarin de naam Jehovah in het OT gebruikt werd. Door de opkomst van de beweging van de Jehovah’s getuigen en hun overdreven nadruk op het gebruik van de juiste naam, kwam bij ‘de buitenwacht’ de idee op dat kringen waar deze bijbels werden gebruikt, kringen van Jehovah’s getuigen waren. Om dit te voorkomen heeft men de naam Jehovah toch maar weer vervangen door een andere aanduiding. In het Nederlands taalgebied worden er, behalve dan in de uitgaven van de Jehovah’s getuigen, geen bijbels uitgegeven, die de naam Jehovah of Jahweh bevatten.
Het hele probleem zou, zoals boven opgemerkt is, voorkomen zijn als men vanaf het begin de naam Jehovah had gebruikt. Toch moet daar een notitie bij. Als we deze naam in onze tijd konsekwent zouden gebruiken, dan zet de man in de straat de naam Jehovah in het rijtje van Krishna, Boeddha enz. De naam JHWH had voor Israël namelijk een betekenis en voor de omliggende volken kon die ook wel duidelijk zijn. Voor ons is die naam op zichzelf zonder betekenis. Men zou de naam dan naar zijn betekenis moeten vertalen en die vertaalde naam als eigennaam voor God moeten gebruiken.
Nu eenmaal de naam HEERE of HERE in gebruik is, is het beter om de zaak te laten rusten. Voor de Joden was de naam JHWH ten nauwste verbonden met de geschiedenis van de Godsopenbaring aan het volk. Die naam had voor hen een geweldige geschiedkundige inhoud. Als wij God nu HEERE, HERE of HEER noemen, terwijl we daarbij net als Israël denken aan Hem als de Getrouwe, de Ik ben die Ik ben, zoals Hij zich in het OT heeft geopenbaard aan Israël, dan getuigt dat niet van ongehoorzaamheid, eigenzinnigheid of iets dergelijks. Met eerbied gesproken: God is niet kleinzielig, Hij is geen letterknecht, zoals wij soms zijn. Het gaat er niet om dat de juiste naam over onze lippen komt, maar dat de waarde van die naam leeft in ons hart.
De naam Jehovah komt niet in het NT voor, zelfs niet in aanhalingen uit het OT. Neem bijvoorbeeld Hd 2: 21 en Rm 10:13. Hier staat een aanhaling uit Jl 2:32 en in die schriftplaats wordt in het Hebreeuws de naam JHWH gevonden. Wat zien we echter in het NT? Wel, de geïnspireerde schrijvers hebben in Hd 2 en Rm 10 Kurios staan. De Statenvertalers die toch onderscheidelijk HEERE en Heere gebruikten, geven dat weer met Heere. Het is dus duidelijk dat er in het Grieks niet gedoeld wordt op de naam Jehovah, terwijl dat in Jl 2 wel het geval is.
Hieruit laat zich afleiden dat het gebruik van de naam JHWH (Jehovah, Jahweh….) niet verplicht is, anders hadden Lukas en Paulus zich deze ‘vrijheid’ niet mogen veroorloven. Nu is het echter gesanctioneerd want zij schreven onder de leiding van Gods Geest.
In verband met deze kwestie komen Jehovah’s getuigen met de bewering, dat in de eerste eeuwen van het Christendom deze naam wel gebruikt werd, maar dat op een bepaald moment die naam in alle handschriften is vervangen om het verschil met het Jodendom aan te geven. Nu zal men die beschuldiging ‘hard’ moeten maken en dat kan men niet. Het is trouwens volkomen onaannemelijk dat zoiets gebeurd zou zijn zonder dat er een algemeen protest gehoord zou wezen dat de eeuwen doorklonk. In erkend heilige Schriften kun je niet iets veranderen zonder algemeen protest. In dat geval zouden er zeker handschriften moeten zijn waarin de naam Jehovah nog wel voorkwam. Zo iets kun je niet in de doofpot stoppen, dat is totaal onmogelijk.
Kortom: het komt erop aan dat wij ons tot God wenden met diep respect voor Hem als de grote Schepper van alle dingen, met vol vertrouwen als tot de trouwe God die zijn trouw aan Abraham, Izaäk en Jakob en hun nageslacht heeft bewezen en met kinderlijke eenvoud als tot onze Vader in de Heer Jezus Christus. Dat is meer waard dat het uitspreken van een of andere naam, waarvan we de juistheid niet eens weten.