Betreft: Js 53: 9
Vraag:
Hoe is dit vers te rijmen met de mededelingen in Lk.23: 50-53 en Jh. 19: 38?
Antwoord:
Wanneer wij met bepaalde problemen zitten en denken dat de Bijbel zichzelf tegenspreekt, hebben we vaak te doen met gegevens die juist de volmaaktheid van de Bijbel laten zien. Dat is hier heel duidelijk het geval. Om dat te laten zien lopen we de tekst zin voor zin na.
‘Men stelde zijn graf bij de goddelozen’
- Kennelijk wilde men de Heer Jezus begraven samen met debeide misdadigers in een gemeenschappelijk graf, of
- was er een aparte begraafplaats voor terechtgestelden waar men Hem wilde begraven.
Er staat niet dat men de Heer Jezus bij de goddelozen begraven
heeft, maar dat men zijn graf bij de goddelozen had gesteld. Anders gezegd: men wilde hem bij hen begraven
‘Bij de rijke was Hij in Zijn dood’
God zorgde ervoor dat het echter heel anders verliep. Hij heeft in het hart van Jozef van Arimathéa gewerkt dat deze moed vatte en naar Pilatus toeging om het lichaam van Jezus op te vragen (Lk. 23: 50-53; Jh. 19: 38-42)). God bewerkte ook, dat Pilatus daarin bewilligde.
Zo gingen de woorden van Js. 53: 9 ‘bij de rijke is hij in zijn dood geweest’ in vervulling, want Jozef van Arimathéa begroef Hem in zijn eigen graf en in Mt.27: 57 staat dat deze ‘discipel in het geheim’ een rijk man was. In Jh. 19: 39 wordt nog vermeld, dat Nicodemus mee geholpen heeft om Jezus te begrvaen.
‘omdat Hij …’
Dit ziet op Zijn volmaaktheid. Hij stierf als een misdadiger, maar Hij was geen misdadiger. Hij nam de plaats van ons in. Als ‘loon’ zorgde God ervoor, dat Hij niet bij de misdadigers begraven werd, maar in het graf van Jozef van Arimathea. God waakte om zo te zeggen over de eer. van Zijn Zoon