Betreft: Jood en Griek geen onderscheid
Vraag:
Als er geen onderscheid is tussen Jood en Griek waarom wordt in Mt 19:28 dan over de 12 stammen van Israël gesproken?
Antwoord:
Dat er geen onderscheid is tussen Jood en Griek vinden we in Rm 3: 22, 23; 10:12; Gl 3: 28; Kl 3:10,11 en Mt.19:28
Er is geen onderscheid tussen Jood en Griek wat het schuldig staan voor God betreft. We hebben allen gezondigd en komen allen tekort aan Gods heerlijkheid.
In de tweede plaats is er geen onderscheid daarin, dat Jood en Griek op grond van genade behouden worden. Er is voor de een geen andere heilsweg dan voor de ander.
Vervolgens is er geen onderscheid tussen Jood en Griek als nieuwe mensen in Jezus Christus. We hebben allen hetzelfde nieuwe leven uit God waardoor we zijn kinderen zijn geworden.
Ook is er geen onderscheid tussen Jood en Griek wat hun plaats in de Gemeente, de Kerk ofwel het Lichaam van Christus betreft. We zijn alle gelijkwaardige leden.
In deze periode van de Kerk is er dus geen onderscheid. Straks zal er echter wel weer een onderscheid zijn. Zo zien we in Op 7 dat er van twee groepen gelovigen sprake is: 144.000 uit alle stammen van Israël en een grote schare uit de volken. Deze Israëlieten worden daardoor onderscheiden dat zij het zegel aan hun voorhoofd krijgen. Dat staat er van de grote schare niet. Dit betreft echter niet deze tijd, maar de periode van de Grote Verdrukking die zal aanbreken als de Kerk is weggenomen (Jh 14:1-3; 1Th 4:15-18). Als straks het vrederijk zal worden opgericht zal er ook een bijzondere plaats zijn voor de stammen van Israël. Dat zien we in Mt 19:28.
De brief aan de Romeinen laat in hoofdstuk 10 en 11 zien dat de bijzondere beloften aan Israël gegeven niet ingetrokken zijn of overgegaan zijn op de Kerk. Nee, ze vinden hun vervulling nadat de volheid van de heidenen zal zijn ingegaan.
Met het oog op de toekomst van Israël wordt er dus over de 12 stammen gesproken.