Betreft: Uitdrukking: ‘Ik geloof een christelijke katholieke kerk’
Vraag:
Staat deze uitdrukking niet haaks op het antwoord van vraag 80 in de catechismus van de Gereformeerde Kerken?
Antwoord:
Over de betekenis van het woord ‘katholiek’ heerst nogal wat misverstand. Dat komt ook door een verwarrend spraakgebruik. Het woord ‘katholiek’ betekent ‘algemeen’. De hierboven genoemde uitspraak luidt dus in feite: ‘Ik geloof een christelijke, algemene Kerk’. Dat is de Gemeente waarvoor Jezus Zichzelf overgegeven heeft (Ef 5:25). Deze Gemeente begon haar loop op aarde op de Pinksterdag (Hd 2) en breidde zich uit over het hele Romeinse Rijk. Na verloop van tijd week men van het Woord van God af en stonden er ook dwaalleraars op die zich afscheidden. De daardoor ontstane groepen vormden sekten, die zich noemden of die genoemd werden naar hun leider. Zij werden niet als kerk erkend.
De eerste grote scheuring deed zich voor in 1054 n. Chr. toen de gemeenten in het Oosten zich losmaakten van die in het Westen. Zij onttrokken zich aan het gezag van de paus te Rome en vormden de Oosterse of Grieks-Orthodoxe Kerk.
Helaas leerden zij de dwaling dat de Heilige Geest alleen uitgaat van de Vader en niet van de Zoon.
Sinds deze scheuring is de uiterlijke eenheid verbroken en kun je eigenlijk – in de praktijk – niet maar van een katholieke Kerk spreken. De Westerse Kerken, onder het hoofdschap van de Paus, bleven zich echter beschouwen als de ware Kerk en noemden zich de katholieke Kerk. Ter onderscheiding van andere kerkgenootschappen werd en wordt meestal over de Rooms-Katholieke Kerk gesproken. Dit vooral ter onderscheiding van de Grieks-Katholieke Kerk, die zich in tegenstelling tot de eerder genoemde Grieks-Orthodoxe of Oosterse Kerk wel onder het gezag van de Paus stelt.
Maar nu het spraakgebruik. Na de Reformatie ontstonden de Protestantse Kerken, die zich losmaakten van de Rooms-Katholieke Kerk. De aanduiding Roomskatholiek kwam toen in tegenstelling te staan tot Protestant. Nu was het echter niet meer nodig de volledige naam te gebruiken om dat onderscheid aan te geven (wat t.o.v. de Grieks-Katholieke Kerk wel nodig was). Men begon dus te spreken over ‘Rooms’ of ‘Katholiek’ in onderscheiding van Protestant.
Horen wij nu het woord katholiek dan denken we meteen aan Rooms-Katholiek, maar dat hoeft dus niet bedoeld te zijn.
In bepaalde versies van de apostolische geloofsbelijdenis wordt – zoals we boven zagen – gesproken over: ‘Ik geloof een heilige, katholieke Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen’. Het woord ‘katholiek{ wordt dan bedoeld in zijn oude betekenis van ‘algemeen’.
Deze uitdrukking staat dan dus niet haaks op art. 80 voornoemd.