Kerkverlating

Verzwegen, verbloemd, behandeld

Dit artikel gaat over een onderwerp dat eerst verzwegen werd. Men probeerde het te negeren. Toen de cijfers duidelijker taal begonnen te spreken werd er in afzwakkende zin, verbloemd over gesproken. Toen daarna de kwestie toch wel verontrustend werd begon men naar de oorzaken en het mogelijke geneesmiddel te vragen. Omstreeks 1970 was het zover dat er openlijk over geschreven en gediscussieerd werd. We hebben het over het probleem van de kerkverlating.

Geen algemeen probleem

Bij de behandeling van dit onderwerp wil ik puntsgewijs een aantal opmerkingen maken om het terrein goed in kaart te brengen

1 Het gaat niet om kerkverlating wereldwijd. maar om kerkverlating in de westerse wereld. In diverse delen van de wereld neemt het aantal kerken en het aantal kerkgangers namelijk toe.

2 Het fenomeen van kerkverlating treedt niet in alle geloofsgemeenschappen even drastisch op. Er zijn kerken en gemeenschappen waar het ‘ledental’ vrij stabiel blijft. Ik doel dan op kerken van rechtsorthodoxe signatuur zoals de Gereformeerde Gemeenten, Bondskerken, Gereformeerd Vrijgemaakten kerken, e.d. In dit soort kerken blijft het kerkbezoek vrij stabiel. Men is aardig ‘honkvast’.

3 Ook doel ik niet op kerken en kringen van vrije signatuur. In veel gevallen is daar duidelijk van groei sprake soms van een explosieve groei. Wel is het daarbij de vraag waar die groei vandaan komt. Veelal wordt deze groei niet veroorzaakt wordt door evangelisatie onder buitenkerkelijken waardoor ze tot bekering komen en zich bij de betreffende geloofsgemeenschap aansluiten. Die toename is er wel, maar ze is vrij bescheiden.
De groei vindt meestal plaats door aanwas vanuit die kerkgenootschappen waar een vervlakking van het geloofsleven en de geloofsleer gevonden wordt. In dat geval heeft men niet met kerkverlating of kerkgroei te maken, maar met ‘kerkverchuiving’.

4 Als we spreken over kerkverlating dan denken we vooral aan de Rooms-Katholieke Kerk, de Nederlands hervormde Kerk en de Synodaal Gereformeerde Kerk. De kerkverlating vindt daar zoals gezegd wel plaats door ‘kerkverschuiving’ maar meer nog door regelrechte kerkverlating. Vaak hebben we daarbij met plaatselijke toestanden te maken, maar die bepalen met elkaar toch een totaalbeeld.

5 De onder 1-3 genoemde groeperingen mogen wel oppassen voor een valse gerustheid De kerkverlating is namelijk niet een probleem dat slechts enkele (grote) kerkgenootschappen betreft omdat men daar de bakens verzet heeft. Het is een probleem waar alle kerken en kringen wel mee te maken hebben zij het niet alle in dezelfde mate. Voor alle godsdienstige kringen is er het gevaar dat men ‘leden’ verliest aan de wereld, om het eens geijkt te zeggen. Dat geldt dan vooral de jongeren. Op zijn minst is het voor elke geloofsgemeenschap zaak erop te letten dat men de jongeren niet verliest. De zuigkracht van de wereld is groot en de aanvallen op en de ondermijning van het geloof zijn hevig. En jongeren -tot welke geloofsgemeenschap ze ook behoren – krijgen daarmee te maken.

6 Een aantal jaren geleden heeft Prof. dr. K. Runia een boek geschreven met als titel :
“Waar blijft de Kerk?”. Hij geeft daarin een overzicht van dalend kerkbezoek in Duitsland. Engeland en ons land. De cijfers liegen er niet om. Ik geef er geen opsomming van, maar we allemaal wel het feit dat een groot aantal kerken gesloten worden en gesloopt of omgebouwd voor wereldse doeleinden.

7 Veel uiterlijke kerkverlating is een vervolg op een innerlijke kerkverlating. Vroeger was er heel wat schijngodsdienstigheid en daaraan is in veel gevallen een eind gekomen. Men is-om het zo te zeggen ‘eerlijker’ geworden, men komt nu openlijk voor zijn ongodsdienstigheid uit terwijl men vroeger een bepaalde schijn ophield. Hetzelfde geldt wat het lidmaatschap van bepaalde kerken betreft. Bij volkstellingen en enquetes vulde men in het verleden achter de vraag:”Welke godsdienst of welk kerkgenootschap” niet zo gauw in: “Geen”. In de tijd na de tweede wereldoorlog is men ook daarin eerlijker geworden. De grotere kerkgenootschappen hadden heel wat zogenaamde papieren leden. Men “deed er wel niet meer aan”, maar bleef toch op grond van traditie of van gevoelsoverwegingen ingeschreven als lid. Hieraan is een eind gekomen. Als we er dan niets meer aan doen dan ook het lidmaatschap opgezegd.
Anders gezegd: het beeld van kerkelijk Nederland is minder mistig en meer reëel geworden.

8 Als je niet kijkt naar de kerkverlaters, maar naar de blijvers dan kun je toch nog een vrij optimistische kijk behouden. Er zijn dan toch nog duizenden en duizenden mensen die elke zondag de kerk bezoeken. We mogen daar dankbaar voor zijn.
Toch moeten we nuchter blijven. Koning Rehabeam kon wel trots naar zijn prachtige koperen schilden kijken die hij had laten maken, maar ze dienden slechts om te verbloemen dat hij zijn gouden schilden kwijt geraakt was( 1 Kn.14:25-28) en zo is het ook hier: wat blijft maakt niet goed dat er heel wat verdwenen is. Het is toch triest dat ‘de kerk’ niet in staat gebleken is de dode leden (zie punt 7) met Gods hulp tot levende leden te maken?
De kerkverlating betreft vooral de jongeren. Zij keren de kerk de rug toe omdat het hele godsdienstige gebeuren hen koud liet.

9 Zoals in zoveel ‘slechte’ zaken loopt Nederland ook op het vlak van de kerkverlating voorop. De cijfers zijn hier verontrustender dan in veel andere landen. Dat ligt hem ten dele aan de plaats die de kerk in die landen in het volksbestaan inneemt als ook aan de mentaliteit van de bevolking. Het individualisme van de Nederlander zal er niet vreemd aan zijn alsmede de mindere hang aan tradities, dat hier de kerkverlating groot is.

10 Het is wel gewenst om de oorzaken van de kerkverlating na te gaan. Laten we ons dan beperken tot het recente verleden en de inwerking van de Renaissance, het Humanisme, de Verlichting en het Socialisme buiten beschouwing laten, daar dit artikel anders te lang zou worden. Verder spitsen we de zaak toe op de kerkverlating door jongeren. We onderscheiden dan twee soorten oorzaken te weten oorzaken van buitenaf en oorzaken van binnenuit. We doen dit gedachtig aan het feit dat Paulus in Hand. 20:29,30 de gevaren die de jonge gemeente bedreigden ook onderscheid in gevaren van buitenaf en van binnenuit..

Als oorzaken van buitenaf laten zich noteren:

  • de enorme vlucht van wetenschap en techniek. De bijbelse leer van een God die al het zijnde door een scheppingsdaad in het leven heeft geroepen wordt als achterhaald afgewezen en ingeruild voor de idee van een gestaag voortgaande evolutie. De mens blijkt in staat het heelal te beheersen en komt op zijn tocht “God niet tegen”. De God van de Bijbel wordt ingeruild voor de Moloch van de techniek (woordkeus ontleend aan E. Schuurman).
  • de wantoestanden in de wereld die het geloof aan een almachtige en liefdevolle God op de tocht zetten. Daar komt bij dat de Kerk schuldig blijft een oplossing voor deze zaken aan te bieden.
  • de toenemende welvaart waarbij men niet wel vaart. De ‘hang naar meer’ zowel wat bezit als genot betreft verdringt de belangstelling voor geestelijke zaken. Hierbij speelt de invloed van de grote stad terdege een rol. Het ontwortelingsproces is daar het grootst omdat men eerder dan op het platte land losgeweekt wordt van de geloofsgemeenschap.
  • de zuigkracht van der wereld waarbij de media vaak een funeste rol spelen.

Oorzaken van binnenuit

  • als eerste punt noemen we wat in het Reformatorisch Dagblad van 18 augustus 1988. als volgt verwoord werd:
    “Het godsdienstig leven van kerkelijk gereformeerden bestaat grotendeels uit gewoonten en uiterlijke dingen. Ouders dragen aan hun kinderen weinig inhoudelijks over als het over het geloof gaat. Deze conclusie trekken de godsdienstsociologen R.J. Benjamins en P.A. van der Ploeg in hun onderzoek ‘gewoonweg gereformeerd; een onderzoek naar geloofsoverdracht ” onder gereformeerden in Drenthe.” Een heel kenschetsende conclusie waartoe de genoemde onderzoekers gekomen zijn is deze : “Zo gemakkelijk als de ouders spreken over alle andere onderwerpen…zo moeizaam spreken ze over hun geloof”.
    Er heerst in veel kerken “een dode orthodoxie” . De vorm ging de plaats innemen van het wezenlijke van het geloof. De echtheid ontbrak.
  • een andere oorzaak is het ontbreken van frisheid in de dienst en een schamele bediening van het woord. Men wordt daardoor niet (meer) aangesproken door de boodschap van de Bijbel. De preek is niet meer afgestemd op problemen waar (vooral de jeugd) mee zit.
  • helemaal funest is het als het leven van de leidingevenden in een kerk in flagrante strijd is met de leer van de Bijbel. Dit kan betreffen een werelds leven, maar ook onderlinge afgunst en ruzie, kerkscheuringen niet te vergeten.

De ergste kerkverlating

Het gevaar is niet denkbeeldig dat sommigen zeggen : “Oke, bij anderen is het mis, maar bij ons is de toestand heel anders. Onze kerk ( onze groep) die mag er zijn…”. Laten we echter in plaats van naar anderen te kijken en onszelf op de borst te kloppen de hand eens in eigen boezem steken. Spreken wij met de ouderwordende kinderen wel over het geloof, over ons persoonlijk geloof? We hebben ze als kleuters voorgelezen uit de kinderbijbel, we hebben ze hun kindergebedje leren opzeggen, maar hebben we ze bij het ouder worden ook leren bidden en bijbellezen? En….zien onze kinderen aan ons dat ons geloof echt is. Zien ze dat we de Heer Jezus in alles willen volgen?

De hier gesignaleerde houding riekt naar Laodicea. Men voelde zich daar rijk en verrijkt en men keek kennelijk op anderen neer. Is bij ons het gevaar niet aanwezig dat we op uiterlijke dingen meer nadruk leggen dan op de innerlijke beleving van het geloof. Als onze kinderen maar naar de kerk of de samenkomst gaan en als ze zich maar houden aan een bepaalde gedragscode… zijn we dan daarmee klaar en achten we dan onze godsdienstige opvoeding geslaagd? Om dan nog niet eens te spreken van het feit dat sommige regels die we voor die gedragscode aangeven soms op een heel wankele schriftuitleg rusten.

In Laodicea stond ondanks alles waarop men zich beroemde de Heer buiten de deur. In feite is dat de ergste kerkverlating die er mogelijk is, namelijk als Hij de kerk verlaten heeft. Toch is er ook voor Laodicea hoop. De Heer staat wel buiten de deur maar Hij klopt er wel op. Hij wil binnen gelaten worden. Luisteren we naar zijn geklop en naar zijn stem? In een dergelijk geval is dat de enige oplossing voor een herstel en misschien moet dat bij de enkeling beginnen: ‘Indien iemand mijn stem hoort en de deur opent , zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem houden en hij met Mij’ (Op 3:20).

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies