Betreft: Kosjer-vlees eten (Hd 15:20)
Vraag:
a) Mag je wel kosjer-vlees eten?
b) De christenen wordt voorgehouden zich te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is. Voor die tijd is dat wel duidelijk, maar wat moeten we ons daarbij voorstellen in onze tijd en in onze cultuur en samenleving.
Antwoord:
a) Daar is geen enkel bezwaar tegen, want kosjer-vlees is vlees van een dier dat geslacht is door het de halsslagader door te snijden, zodat het bloed er allemaal uitstroomt. De joden passen deze methode van slachten toe om te voldoen aan het voorschrift van de wet om geen vlees met bloed te eten.
Welnu, dit voorschrift wordt in Hand.15 ook aan de gemeente opgelegd. De wijze van slachten is echter niet voorgeschreven. Meestal doodt men het dier door middel van een pistool met een pin, die het dier pijnloos afmaakt en direkt daarop snijdt men het de halsslagader door en dan loopt het bloed ook weg.
b) We moeten beseffen dat dit voorschrift in letterlijke zin nog steeds aktueel is in heel wat zendingsgebieden, o.a. in Afrika!
Dit neemt niet weg, dat we ons mogen afvragen wat dit voorschrift ons in afgeleide zin te zeggen heeft. Dan zullen we niet moeten denken aan zaken op het morele vlak als bandeloosheid en zedeloosheid, want daarvoor worden de christenen in de begintijd met naam en toenaam – om zo te zeggen – voor gewaarschuwd en dat naast het gebod on zich niet in in te laten met dat wat door de afgoden bezoedeld is.
We hebben te denken aan iets waar de demonen net zo achter zitten als achter de afgoderij van de heidenen destijds. Dan komt alles in aanmerking wat met occultisme, spiritisme en oosterse mystiek te maken heeft. En deze zaken dringen zich in onze samenleving hoe langer hoe meer op. Spiritistische seances op schoolavonden – om maar iets te noemen – zijn al niets bijzonders meer. Samenkomsten rond paranormale genezers waar gestreken en gependeld wordt, enz. steken als paddestoelen het hoofd op.
In die zin is Hand.15:20 ook voor ons in onze westerse samenleving geen ‘overleefde’ zaak, integendeel.
Wacht u voor de afgoden’ 1 Jh 5:21