Betreft: Lv. 15
Vraag:
Moeten we de in dit hoofdstuk gegeven voorschriften letterlijk houden?
Antwoord:
Dit hoofdstuk behoort tot de ‘wet van Mozes’ en Rm. 6: 14,15 zegt ons dat we niet onder de wet, maar onder de genade zijn. Dat wil niet zeggen dat de wet ons niets te zeggen heeft. We moeten daarbij beginnen onderscheid te maken tussen de ceremoniële voorschriften en de morele voorschriften. Met de eerste bedoelen we geboden betreffende rein of niet rein voedsel ( Lv. 11, zie Hd. 11: 8,9 en 1 Tm . 4: 4); bepaalde kledingvoorschriften (geen kleed van tweeërlei stof (Dt. 22: 11); reinigingsrituelen bij geboorte, enz., enz. Deze voorschriften hebben voor ons geen letterlijke betekenis, maar bevatten wel een geestelijke, figuurlijke les.
Zo mocht een Israëliet een dorsende os niet muilbanden (Dt. 25: 4).
Paulus laat in 1 Ko. 9: 9,10 zien dat dat voor ons betekent dat iemand die in het evangelie werkzaam is ook van het evangelie mag eten, d.w.z. daarvoor onderhoud in geld of goederen mag ontvangen. Zo mocht een Israëliet niet met een os en een ezel onder een juk ploegen ( Dt. 22: 10). In 2 Ko. 6: 14 geeft Paulus daar kennelijk de geestelijk betekenis voor ons van weer, namelijk dat een gelovige niet een span moet vormen met een ongelovige.
Naast de ceremoniële voorschriften die sowieso voor ons hebben afgedaan zijn er de morele. Die betreffen bijv. niet doodslaan, niet liegen, enz. Ook al staan we niet in directe zin onder de wet zo leren we uit deze verboden wat goed is en wat niet. In het Nieuwe Testament worden ze in de brieven echter herhaald. We hebben er de wet dus niet voor nodig.
Bovendien worden we in het Nieuwe Testament opgewekt het voorbeeld van Christus te volgen. Hij is onze leefregel. Hij loog niet, uitte zich niet in drift, was in alles waarachtig, enz. Als we hem volgen vervullen we alles wat de wet aan morele voorschriften kent, ja zelfs meer dan dat.