Betreft: Mk 10: 26
Vraag:
Is dit wel een ongelovige vraag? M.i komt de vraag voort uit het besef van de discipelen dat het van de mens uit gezien onmogelijk is om behouden te worden?
Antwoord:
Over deze kwestie kan men van mening verschillen omdat er in het vers niet over ongeloof gesproken wordt en de Heer de discipelen geen ongeloof verwijt.
De vraag is echter of we mogen veronderstellen, dat de discipelen het besef hadden, dat in bovengenoemde vraag wordt verondersteld.
Dat ze na het kruis dit besef hadden is duidelijk, toen bezaten ze de Heilige Geest, die hen de dingen die ze voordien niet begrepen duidelijk maakte. Zover was het echter nog niet toen de discipelen de Heer deze vraag naar het behoud stelden.
Voor het kruis zien we dan ook dat de Heer regelmatig zijn volgelingen moet vermanen omdat ze Hem niet begrepen (lees: Mt 16: 6-11; zie ook Mk. 6: 52; denk ook aan Lk 9: 45; 16: 22, enz.).
Het wil me dan ook niet best aan, dat ze een diep besef van hun eigen onvermogen tot redding hadden en dat hun vraag alleen zou betekenen:
We beseffen dat wij het niet kunnen, maar vertelt u ons a.u.b. hoe het wel kan.
Er komt nog bij, dat er staat ‘en zij waren nog meer verslagen’ (vs.26). Dat bewijst dat ze met de woorden van de Heer geen raad wisten omdat die tegen hun ideeën ingingen.