Betreft: Mt. 16: 27-28; Mk. 9: 1; Lk. 9: 27
Vraag:
(a) Wat is het koninkrijk Gods?
(b) U zegt dat wat in deze verzen staat, vervuld is in de verheerlijking op de berg, maar toen is Jezus Christus toch niet gekomen met zijn engelen? En toen heeft Hij toch niet ieder vergolden naar zijn daden.
(c) De discipelen zijn toch allen gestorven en ook nu is het koninkrijk Gods toch nog niet opgericht?!
Antwoord:
(a) Het koninkrijk Gods, ook genoemd het koninkrijk der hemelen, houdt in dat God door Jezus Christus in gerechtigheid regeren zal. De profeten van het Oude Testament hebben over die heilstijd uitvoerig geprofeteerd. Zij hebben gesproken over de komst van de Messias en over zijn regering. Lees bijvoorbeeld: Js. 9: 5,6 en 32: 1-8
- Dat koninkrijk was nabijgekomen toen Jezus Christus op aarde verscheen.Als zodanig werd het aangekondigd door Johannes de Doper (Mt 3: 2). In Christus was het koninkrijk als het ware aanwezig. Hij was de Koning en in zijn leven kon men zien wat een leven in overeenstemming met de wetten van dat koninkrijk inhoudt.
- Israël verwierp echter de koning. De openbaar-wording van het koninkrijk werd daarop opgeschort. Overal echter waar mensen zich bekeerd hebben en leven naar de wil van God kun je iets zien van het karakter van het koninkrijk. We kunnen er ook dit van zeggen, dat het koninkrijk in deze
tijd een verborgen vorm heeft, zoals dat in Mt 13 in de gelijkenissen uitkomt. Vers 35 laat zien dat dit een nieuwe vorm is, die in de profetieën niet is aangekondigd. - Het koninkrijk zoals de profeten daarover hebben gesproken is echter niet van de baan. Het zal komen, maar op de tijd die God heeft bepaald (zie Hd.1: 6,8).In Op. 20: 1-6 wordt over de toekomstige regering van Jezus Christus gesproken. Dan zal Israël, hersteld worden en zullen allen die deel hebben aan de eerste opstanding ,met Christus regeren in zijn koninkrijk (zie Mt 19: 38 en Op.3: 21)
(b) De Heer spreekt in Mt 16: 27 over zijn terugkeer met zijn engelen, waarbij Hij ieder vergelden zal naar zijn daden. Die woorden zien in volstrekte zin op zijn terugkeer als Hij zijn koninkrijk zal oprichten. Dat zal pas in de toekomst plaatsvinden. In vers 28 spreekt Hij niet over de engelen en over de vergelding, maar enkel over het feit, dat sommigen van hen die bij Hem waren, Hem zouden zien komen in zijn koninkrijk.
Om deze woorden te begrijpen moeten we denken aan Mt 12: 28 waar de Heer Jezus zegt, dat het koninkrijk Gods tot het volk gekomen was. Die woorden zijn niet letterlijk bedoeld, want het koninkrijk in volle zin is toen niet opgericht. Maar een van de kenmerken van het koninkrijk: de onderwerping van de satan werd toen wel aanschouwd. In die zin was het koninkrijk tot het volk gekomen.
Welnu, zo is het ook met Mt.16: 28.
De heerlijkheid van het koninkrijk werd gezien in de verheerlijking op de berg. De drie discipelen kregen een voorproef van wat het komen van Christus in zijn koninkrijk inhield.
(c) In alle drie de evangeliën gaat de uitdrukking over het ‘niet sterven….’ vooraf aan het verslag van de verheerlijking op de berg. Die verheerlijking geeft een voorsmaak van het komende Koninkrijk.
Op dat moment werd Christus verheerlijkt en werd zijn koninklijke glorie gezien. De Zoon des Mensen werd daar en toen gezien als komend in zijn koninkrijk. Daar werd de kracht en glorie van dat rijk gezien.
In 2Pt 1: 16 spreekt Petrus over de kracht en de komst van de Heer Jezus Christus, waarvan de profeten gesproken hebben. De apostel betuigt dan dat hij ooggetuige is geweest van de majesteit van Christus en verwijst daarbij naar de verheerlijking op de berg. Zijn woorden bevestigen dus de bovengegeven uitleg van de drie teksten uit de evangeliën.