De dienst van verschillende predikers in deze tijd en de verschijnselen die daarbij optreden roepen veel vragen op. Naar aanleiding van het optreden van een bepaalde prediker zijn mij een aantal vragen gesteld. Ik heb deze met de nodige voorzichtigheid beantwoord , want we moeten altijd voorzichtig zijn bij de beoordeling van personen en in het bijzonder als het gaat om werkers ‘op het christelijk erf’. Dat neemt niet weg dat we mogen beoordelen in de zin van 1 Ko 14:29.
De vragen die mij zijn gesteld en mijn antwoorden heb ik in dit artikel een algemeen karakter gegeven, want het gaat niet om een bepaalde persoon, maar om diverse predikers die door hun optreden in de belangstelling zijn komen te staan. Hun prediking en optreden zijn in zeker opzicht vrij identiek en dat maakt een algemene beoordeling mogelijk. Die beoordeling moet natuurlijk wel onderbouwd zijn en ik zal proberen dat in mijn beantwoording van de vragen te laten uitkomen.
Vraag 1: Als een prediker de naam van Christus verkondigt, wil dat dan zeggen dat hij daarom geen valse profeet kan zijn?
Antwoord: Petrus verkondigt het ene ogenblik iets wat God hem had geopenbaard, het volgende moment was hij een spreekbuis van satan ( Mt 16: 17,23). Men kan Here, Here zeggen en toch een ongelovige zijn ( Mt 7:21). Prediken in de naam van Jezus betekent dat men zo spreekt dat Christus daar volkomen achter kan staan. Wat gezegd wordt, moet dus worden getoetst aan het Woord van God. Dat geldt voor iedere prediker ook voor ‘onszelf’. Als iemand de Christus van de Schriften verkondigt kunnen we ons alleen maar verblijden. Het betekent niet dat zo iemand in bepaalde opzichten niet iets kan zeggen dat bijbels gezien niet juist is. Maar daarmee is hij nog geen valse profeet, want een valse profeet verkondigt de Christus niet. Het kan wel gebeuren dat iemand aangeeft dat er iets bepaalds zal plaatsvinden en dat zijn voorzegging niet uitkomt dan is hij in dat opzicht geen betrouwbare profeet maar dat is nog iets anders als een valse profeet.
Vraag 2: Als een prediker belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is hij dan uit God (1 Jh 4:2) ook al verkondigt hij een onbijbelse leer?
Antwoord: De apostel Johannes keert zich in zijn eerste brief tegen een dwaalleer, die in zijn dagen opkwam. Volgens deze leer was Jezus Christus niet werkelijk mens geworden. Met het oog daarop geeft de apostel de test die we in 1 Jh 4:2 lezen. We moeten echter de hele Schrift laten spreken en Paulus schrijft aan de Galaten dat als iemand de besnijdenis verplicht stelt als voorwaarde om behouden te worden, hij vervloekt is. De mensen waarover Paulus het daar heeft, loochenden niet dat Jezus Christus in het vlees gekomen was, maar ze voegden wat aan het evangelie toe. 1 Jh. 4:2 is dus niet het enige criterium dat we moeten aanleggen.
Vraag 3: De spirituele manifestaties van veel predikers lijken op occulte verschijnselen, maar kunnen ze toch wel echt zijn in de zin van waar gebeurd, omdat de duivel juist alles imiteert?
Antwoord: Ik zou de zaak willen omkeren: omdat de duivel alles imiteert, kunnen de spirituele manifestaties van predikers occult zijn, ze behoeven dat echter niet noodzakelijk te zijn. We zullen ze dus goed moeten testen. Het zogenaamde achterovervallen in de geest is zo’n verschijnsel. Je vindt dat nergens in de Schrift. Daar vinden we alleen dat de Geest in heel speciale gevallen iemand doet neervallen omdat die persoon overweldigd is door een visioen dat God gaf of iets dergelijks. We lezen dan van vallen ‘op het aangezicht’in volkomen eerbied voor God. Dit wil nog niet zeggen dat het achterover vallen per se occult is. Het kan ook door hypnose, zelfsuggestie of een ander psychische beïnvloeding plaatsvinden, maar uit God is het naar mijn overtuiging niet.
Overigens moeten we nooit afgaan op verschijnselen alleen, want vaak heb je daar niet direct greep op. We moeten afgaan op wat iemand leert en daarbij zijn hele boodschap toetsen en niet een stukje ervan.
Of bepaalde manifestaties echt zijn in de zin of er werkelijk gebeurt wat men zegt dat er gebeuren zal, is een kwestie van onderzoek, maar dat is niet altijd even eenvoudig.
N.B. Zie voor het achterover vallen het artikel daarover in de rubriek ‘artikelen discusserend’ op deze website.
Vraag 4: Ook al staan niet alle spirituele manifestaties (zoals achterover vallen in de Geest) in de Bijbel zo wil dat toch nog niet zeggen, dat ze niet kunnen plaatsvinden door de werking van de Heilige Geest.
Antwoord: Hierbij kunnen we denken aan twee foutieve opstellingen die mensen hebben en die met elkaar in contrast staan. De ene opstelling is: het staat niet in de Bijbel dus is het verboden. Een dergelijke opvatting loopt echter stuk op het feit dat er heel wat dingen niet in de bijbel staan, die in wezen echter niet slecht en niet verboden zijn. Denk aan het gebruik van advertenties om een evangelieprediking aan te kondigen. Een anderhalve eeuw terug werd daar in Engeland nog hevig over gediscussieerd. Denk aan het gebruik van vervoermiddelen als rijwiel, auto, vliegtuig en dergelijke. In het verleden heeft men daartegen geageerd. Wat het vliegtuig betreft werd gesteld dat aan de mens de aarde is gegeven en niet het luchtruim. Anderen zoals de ‘Amish’ in Amerika achten veel technische middelen als zondig en verbieden het gebruik ervan.
De tegengestelde opvatting luidt: het is niet verboden dus mag het. Dit is echter evenmin een norm. Er staat bijvoorbeeld nergens in de Bijbel dat je je voorhoofd niet blauw mag verven, maar als een godsdienstige leider zijn volgelingen zou voorschrijven om hun voorhoofd blauw te verven, dan kunnen we ons wel degelijk op de Bijbel beroepen om zo’n extremiteit af te wijzen, omdat zo’n gedrag nergens in de Bijbel steun vindt.
Welnu, het achterovervallen is zo’n verschijnsel. Het heeft eerder met hypnose te maken dan met iets wat uit de Geest is. We lezen een keer dat Christus mensen achterover tegen de grond liet vallen. Dat was in de hof toen de bende Hem gevangen wilde nemen. De Heer toonde zijn kracht echter maar niet zo maar. Dit werk van Hem was zinvol, het vallen in de Geest bij veel predikers is dat naar mijn gedachte niet. Nog voor ze een woord gepredikt hebben vallen als zij naderen de mensen op het podium achterover. Zoiets vinden we niet in de bijbel, het is zinloos en ontluisterend voor de mens.
Vraag 5: Aanhangers van bepaalde predikers zeggen dat als mensen hun spirituele manifestaties als onbijbels afwijzen, zij gelijk staan met de farizeeërs omdat ze net als dezen het werk van de Heilige Geest tot duivelswerk verklaren. Wat moeten we aan met deze beschuldiging?
Antwoord: De vergelijking gaat niet helemaal op. Bij Jezus Christus was het heel duidelijk dat Hij duivelen uitwierp door de Heilige Geest. De Farizeeën schreven dat – tegen beter weten in – aan de duivel toe.
Als men sceptisch staat tegenover bepaalde hedendaagse verschijnselen dan is dat omdat Christus gewaarschuwd heeft voor valse profeten. Nogmaals we moeten iemands leer toetsen en daarnaast nagaan of sommige manifestaties ook bijbels te onderbouwen zijn. We mogen bepaalde verschijnselen niet zomaar aan de duivel toeschrijven, maar we behoeven ze evenmin voetstoots als openbaringen van de Geest te zien.
Vraag 6: Moet je altijd op een samenkomst van zulke predikers zijn geweest om een oordeel te kunnen hebben?
Antwoord: Deze voorwaarde wordt vaak gesteld en men beroept zich daarbij nog al eens op de tekst: ‘Onderzoekt alle dingen, en behoudt het goede’. Deze tekst luidt echter: ‘Veracht de profetieën niet, maar beproeft alles, behoudt het goede’ (1 Th 5:20). Het gaat hier kennelijk om profetieën binnen de gemeente te Thessalonika. Deze moesten niet voetstoots aangenomen worden, maar getest en het goede moest worden behouden (vgl. Hd 17:11; 1 Ko 14: 29). Datzelfde geldt ook nu nog voor de bediening van het woord hetzij dat dit mondeling of schriftelijk gebeurt. De tekst betekent niet dat we overal op af moeten gaan om te onderzoeken of we met een bijbels of niet bijbels gegeven te doen hebben.
Wat anders is dat als we van iemands spreken en doen een bepaalde beoordeling geven deze beoordeling gegrond moet zijn en dan komen we weer terecht bij wat ik bij vraag 5 opmerkte.
Vraag 7: Bepaalde predikers zeggen dat er in onze tijd een eenheid zal komen tussen protestanten, katholieken, pinkstergelovigen en baptisten. Is dit de bijbelse eenheid?
Antwoord: De Heer Jezus heeft gebeden voor eenzelfde eenheid als er was tussen Hem en de Vader. Die eenheid IS er. Alle ware gelovigen vormen een familie van God doordat ze kinderen van God en broeders van elkaar zijn. Helaas hebben die kinderen nog al wat ruzie gemaakt in de loop van de eeuwen en zitten ze in allerlei ‘familieverenigingetjes’, waar enerzijds niet familieleden binnengeslopen zijn (ongelovigen) en anderzijds echte familieleden geweigerd worden omdat ze het met bepaalde details van de leer niet eens zijn.
Bijbelse eenheid bestaat niet in het een worden van kerkgenootschappen (de familieverenigingetjes), maar uit het opheffen van deze verenigingetjes en het enkel als kinderen van God samenkomen.
Een dergelijke openbaring van eenheid zou geweldig zijn, maar of ze te verwachten is, is de grote vraag.
Als men met deze ‘openbaring’ van een toekomstige eenheid (de eenheid zelf is er !) ziet als een eenwording van de gelovigen, is dat mooi maar wie garandeert ons dat deze voorstelling zal uitkomen??. In de Bijbel vinden we eerder grond voor de gedachte van een toenemend verval, dan van een wonderschone eenheid die zal worden geopenbaard.
Vraag 8: Valse profeten komen in hun eigen naam, maar veel predikers op christelijk terrein komen in de naam van Christus. Kun je daarom stellen dat het goed met hen zit?
Antwoord: In feite zijn we hier al op ingegaan. Ik voeg er nog dit aan toe: Natuurlijk zeggen valse profeten niet dat ze in hun eigen naam komen, dan zouden ze zich direct bloot geven. Ze zeggen in de naam van God of in de naam van Christus te komen. Het gebruik van de uitdrukking: ‘Ik zeg in de naam van Christus…’ betekent nog niet dat men inderdaad in de naam van Christus komt. De vraag is of Christus achter het optreden van de profeet staat. ‘In de naam van Christus komen ‘ betekent : komen als vertegenwoordiger van Christus. Christus moet achter de persoon en zijn optreden kunnen staan. We moeten er iets van het optreden van Christus in kunnen herkennen.
De valse profeet Hananja zei niet:’Zo zegt Baal..’ of iets dergelijks, maar: ‘Zo zegt de Here der Heerscharen..’ (Jr 28). Hoe kon men in zijn tijd weten dat hij een onbetrouwbare profeet was? Moest men dan beslist twee jaar wachten (zie vers 3 en Dt 18: 22)? Er kunnen daarvoor denk ik twee zaken aangevoerd worden:
a. heeft Hananja in het verleden bewezen dat hij een profeet van God was, door dingen te voorzeggen die uitkwamen?
b. was de profetie aangaande aankondiging van terugkeer in twee jaar in overeenstemming met de toestand van het volk? Viel er berouw van kwaad op te merken?
Op hedendaagse predikers toegepast: Is er besef van het falen van ons als christenen? Is er besef van ‘kleine kracht’ ( Op 3)? Of gaat het om grote dingen, geweldige voorzeggingen die aan de werkelijke toestand van de christenheid voorbijgaan? Of voelt men de schuld van de christenheid in zijn totaliteit niet. Meent men er geen deel aan te hebben? Dat zijn vragen die gesteld mogen en moeten worden.
Vraag 9: Er wordt wel gezegd: ‘We moeten niet de geesten beproeven, maar de mensen of ze uit God zijn of niet’. Om welke reden haalt men dit argument aan en kunt u het weerleggen?
Antwoord: In 1 Jh 4:1 staat: ‘beproeft de geesten, of ze uit God zijn, want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan’…’iedere geest die belijdt..’, zie ook vers 3. We hebben dus wel degelijk de geesten te beproeven, we kunnen dat echter alleen door na te gaan wat de profeten die gedreven worden door zo’n geest belijden. Let op het verband tussen: geesten, profeten, belijden. In dit geval legt Johannes de nadruk op een aspect van de christelijke belijdenis, maar we moeten dit natuurlijk algemeen zien: wat predikt men. De toets is natuurlijk weer: de Schrift.
Waarom men een wijziging aanbrengt is me niet duidelijk. Het zou kunnen zijn dat men de zaak terug wil brengen tot de vraag of iemand een Christen is, ja dan nee. Maar dat is het punt niet, want zelfs een gelovige kan zich door een verkeerde geest laten leiden. Denk maar weer aan Petrus (Mt. 16:23)
Vraag 10: Men zegt: Gelovigen in onze tijd kunnen grotere wonderen en tekenen doen dan Christus gedaan heeft’. Leert de Bijbel dit?
Antwoord: Over grotere werken is sprake in Jh 5:20. Daar betreft het nog grotere werken dan het genezen van een verlamde die al 38 jaar ziek was. In Jh 14:12 staat dat de gelovige grotere werken zal doen dan Jezus Christus gedaan heeft.
Wat het begrip ‘groter’ in Jh 5 betreft zouden we kunnen wijzen op het feit dat Christus Zelf werken deed die we als ‘groter’ zouden kunnen bestempelen. We kunnen dan denken aan de opwekking van de jongeling van Naïn en vooral aan die van Lazarus (Jh 12). Dat soort werken waren groter in de ‘wonder’sfeer.
Maar nu Jh 14:12 waar het gaat om grotere werken die de gelovigen zouden doen. Hoe moeten we deze tekst opvatten. Kunnen we stellen dat een van de apostelen en zij deden toch tekenen en wonderen, ooit een groter wonder verricht heeft dan de opwekking van Lazarus? Heeft een apostel ooit duizenden mensen gevoed met slechts enkele broodjes? Of heeft een van hen ‘ op eigen initiatief ‘(dus niet zoals Petrus toen hij de Heer tegemoet ging) op het water gelopen of iets van dien aard? In wat voor opzicht deden zij dan grotere werken dan de Heer deed?
Een poging tot verklaring kan zijn dat we lezen dat de schaduw van Petrus maar op iemand behoefde te vallen om hem te genezen (Hd 5:15) en dat zweetdoeken van Paulus op zieken gelegd die personen genazen (Hd 19:11). Dat is nog iets ‘groters’dan wat van de Heer Jezus gezegd wordt namelijk dat allen die de zoom van zijn kleren aanraakten gezond werden (zie Mt 9:20; Mk 5:25-34; Lk 8:44 en Mt 14:36; Mk 6:56). In Hd 5: 15 wordt het uitzonderlijk karakter van de genezing aangegeven met de woorden ‘zelfs’ en ‘ook maar’, terwijl in Hd 19:11 wordt gesproken van buitengewone krachten.
Er is ook nog een andere verklaring en wel dat in Jh 14 de Heer niet spreekt over grotere wonderen, maar over grotere werken.. Men wijst er dan op dat de prediking van de apostelen veel meer uitgewerkt heeft dan de prediking van Jezus Christus. Op de Pinksterdag kwamen maar liefst 3000 mensen tot bekering. Als we denken aan het bouwen van de Gemeente door Paulus…..wat een geweldig werk was dat! In die zin zijn er de eeuwen door grotere werken verricht dan Jezus Christus heeft gedaan.
Als men het woord ‘werken’ toch opvat als wonderwerken, dan is het dus de vraag of er in het verleden en nu zulke grotere werken zijn en worden verricht. Zover mij bekend hebben we van grotere krachten dan Jezus deed in onze tijd en in het verleden niets vernomen. In de tijd van de Handelingen treffen we ze niet aan tenzij in de zin die hierboven aangegeven is met betrekking tot de schaduw van Petrus en de gordels van Paulus.
Vraag 11: Mens zegt van sommige predikers dat ze de zonden en de ziekten van luisteraars op bovennatuurlijke wijze geopenbaard krijgen. Men spreekt dan over de gave van het woord, namelijk het ‘woord van kennis’. Is die betiteling juist?
Antwoord: In 1 Ko 12:8 is sprake van: a ) het woord van wijsheid en b) het woord van kennis Het gaat er in geval a om, dat men wijze dingen kan zeggen vanuit het woord van God. Een herder in de Gemeente zal het woord van wijsheid spreken als men hem om raad komt vragen. Het kan ook zijn dat hij in een toespraak de wijsheid van het woord van God naar voren brengt. In geval b gaat het om kennis of inzicht in het woord van God. Een leraar kan met kennis van zaken Gods Woord uitleggen als men hem naar de betekenis van een tekst vraagt. Ook kan hij in een toespraak het woord ontvouwen zodat ieder begrijpt wat bijvoorbeeld de leer van de doop inhoudt. Vergelijk voor kennis: Lk 11:52; Ko 1:9, 10; 2:2, 3; 1 Tm 2:4
Noch de ene noch de andere term heeft naar mijn overtuiging met bovennatuurlijke kennis van zonden of kwalen te maken. Men zou dan eerder – zoals in de vraag al uitkomt – van openbaring moeten spreken. Of zo’n openbaring juist is zal men dan moeten toetsen.
Vraag 12: Men stelt dat wat de bedoelde predikers nu verkondigen niet in strijd is met de Bijbel, maar wel met theologische leerstellingen. De theologie ontkent dat God in onze tijd nog steeds spreekt door profetieën en dat de gaven van de Geest nog altijd funktioneren in de Gemeente. Daarom wijst men alles af, wat niet in het straatje van de theologen past.
Antwoord: Dat er in de theologie heel wat onbijbelse leringen te vinden zijn is waar. Ook is het waar dat men het ambt zo naar voren geschoven heeft dat het begrip ‘genadegave’ er door ondergesneeuwd is. Het effect van ‘profetie ‘ wordt in 1 Ko 14:3 omschreven als spreken tot stichting, vermaning en vertroosting. Welnu, dat gebeurt nog steeds, maar dan vanuit het geopenbaarde woord van God.
Als het gaat om geopenbaarde waarheden van God dan lezen we in Ef 2 dat de Gemeente gebouwd is op het fundament van apostelen en profeten. Profeten, die geïnspireerd Gods Woord spreken behoren tot de tijd dat het fundament van de Gemeente werd gelegd. Als er nog zulke profeten waren zou je hun boodschap achter het boek de Openbaring in de Bijbel kunnen plakken.
Wel zouden er nog profeten kunnen optreden die een toekomstige gebeurtenis aankondigen zoals Agabus dat deed (Hd 11). Hun woord moet dan wel uitkomen natuurlijk.
Omgekeerd lopen we allemaal het gevaar alles af te wijzen wat niet in ons straatje past. Zelfonderzoek bij de beoordeling van zulke zaken is dus wel gewenst.
Vraag 13: Is het houden van genezingscampagnes wel in overeenstemming met wat we in de Bijbel vinden?
Antwoord: We kunnen daar voorzichtig dit van zeggen: de genezingen in de bijbel vonden plaats in verband met de prediking van het woord. Het worden tekenen genoemd en ze dienden als bevestiging van de prediking (Zie Mk 16:15-20 en Hb 2:4) of als bevestiging van de persoon die optrad (vgl. Hd 2:22).
In die zin hield Christus geen genezingscampagnes en Paulus ook niet. Christus predikte het woord en de mensen brachten de zieken bij Hem. Dat gebeurde wel massaal trouwens, maar de genezingen dienden om de boodschap van het evangelie te ondersteunen of de brengers ervan te bevestigen in hun dienst. Met de wonderen was het zo dat Christus het voedsel vermeerderde als dat nodig was om een schare mensen te voeden, maar Hij zond zijn discipelen naar de stad om brood te kopen ( Jh 6: 4).
Wonderen moeten een bepaalde funktie hebben. Enerzijds zijn het daden van barmhartigheid, maar daarmee is niet alles gezegd, ze moeten ook een tekenkarakter hebben en de boodschap bevestigen. Het is dan ook zaak deze toets bij het optreden van diverse predikers aan te leggen.
Een andere toets is dat de genezingen in de Schrift altijd direkt plaatsvonden en volkomen overtuigend waren. Laat men ook die toets aanleggen om bepaalde manifestaties op hun waarde te beoordelen.
Vraag 14: We hebben het gehad over de imitatie door de duivel. Wat imiteert de duivel allemaal van God?
Antwoord: We moeten voorzichtig zijn om alles wat we niet goed kunnen plaatsen aan de duivel toe te schrijven en dus over imitaties door deze tegenstander van God te spreken.
Het imiteren van God zien we in het optreden van de tovenaars in Egypte , die de tekenen van Mozes en Aaron nadeden. Ze lieten met hun toverkunsten het water in bloed veranderen en kikvorsen opkomen, maar toen het erop aankwam stof tot luizen te laten worden, dus om leven te verwekken uit materie toen vielen ze door de mand en moesten ze erkennen: ‘dit is Gods vinger’ (Ex 7:19-8:19).
Als we denken aan mogelijke imitaties door de duivel in onze tijd dan kunnen we denken aan het brengen van een vals evangelie, aan een boodschap die lijkt op de bijbelse boodschap maar die door weglating van bepaalde waarheden en door toevoeging van menselijke opvattingen de kracht van het echte evangelie ondermijnt.
Ten aanzien van de prediking in onze tijd waarvan men stelt dat die met tekenen en wonderen gepaard gaat, denk ik – ik wees daar al op – dat we voorzichtig moeten zijn om van imitaties van satan te spreken. Laten we nagaan wat de betreffende personen prediken en dit toetsen aan de Schrift en laten we nagaan of er wel echte wonderen gebeuren of dat we met verschijnselen te maken hebben waarvoor een andere dan een occulte oorzaak aan te geven is.
Dit artikel zal niet op alle vragen die (kunnen) rijzen antwoord geven maar het probeert een beetje de weg te wijzen in de jungle van meningen die opgeld doen.