Betreft: Mt 3: 6
Vraag:
Hoe kwam Johannes er eigenlijk toe om mensen te dopen? Van wie had hij die opdracht gekregen?
Antwoord:
Over een instelling van de doop lezen we niet in het Oude Testament. Evenmin vinden we in de evangeliën een opdracht daartoe. Ongetwijfeld heeft Johannes een opdracht van God gehad om te dopen. De Heer Jezus erkent de bediening van Johannes en komt om zich door hem te laten dopen en zich zo te voegen bij de Joden die zich hadden bekeerd en door de doop als het ware een aparte positie onder Israël innamen. Christus nam Zijn plaats onder hen in om hen ‘uit te leiden’ uit de stal.
Toch is er nog iets meer van te zeggen dan dit alleen. Onder Israël kende men namelijk ceremoniële wassingen die in de wet waren voorgeschreven. We vinden die b.v. in verband met de wet op de melaatsheid (zie Lv.14). Een wassing of doop als ceremoniële daad van reiniging was dus niet onbekend.
Daar kwam nog bij, dat men onder Israël de zogenaamde proselietendoop kende. Als een heiden tot het Joodse geloof overging en in het Jodendom wilde opgenomen worden moest hij niet alleen besneden worden, maar ook gedoopt.
De Joden van zijn tijd hebben het ook helemaal niet vreemd gevonden dat Johannes doopte. Ze vroegen niet: ‘Wat betekent dat eigenlijk, wat bedoel je met die handeling?’. Ze vroegen wel waarom hij doopte, als hij de Christus niet was, noch Elia, noch de profeet (zie Jh.1: 25). Zoals gezegd moet God hem de opdracht gegeven hebben. Anderzijds was de doop onder Israël een ingeburgerd gebruik. Johannes doopte echter niet heidenen die Jood wilden worden, maar Joden. Voor de Jood was dus bekering en reiniging (daarvan sprak de doop) noodzakelijk om recht voor God te staan en op aarde in het koninkrijk een plaats te hebben.