Mattheüs 13:45 De koopman

Betreft: Mt 13: 45

Vraag:

Stelt de koopman de zondaar voor, die de wereld en alles wat ze biedt opgeeft om Christus als Verlosser aan te nemen?

Antwoord:

Meestal wordt de in de vraag bedoelde uitleg aan deze gelijkenis gegeven. Daar is echter heel wat tegen in te brengen en wel het volgende:

-nergens in het Nieuwe Testament staat, dat de zondaar
het heil in Christus koopt.

-Het idee dat wij wat te verkopen zouden hebben wat genoeg opbrengt om de zaligheid te kopen strijdt volkomen met de Bijbelse voorstelling dat we doemwaardige zondaars zijn die niets waardevols hebben om God aan te bieden.

-Als er van ‘kopen’ sprake is, dan is dat kopen zonder geld en zonder prijs (Js.55: 1). Zo moet Mt 25: 9 en 10 en Op.3: 18 opgevat worden.

-In vers 44 is bovendien sprake van het kopen van de akker en volgens vs.38 is de akker een voorstelling van de wereld. Een concordante (overeenstemmende) schriftverklaring vereist, dat we aan het begrip akker in vs.44 dezelfde uitleg te geven als die de Heer Jezus Zelf daaraan blijkens vs.38 dat doet.

-Met het voorgaande stemt overeen, dat we op diverse plaatsen in het Nieuwe Testament lezen, dat Jezus Christus ons gekocht heeft. Hij heeft zondaren gekocht met de prijs van Zijn bloed, Hij heeft Zich de gemeente verworven daarvoor heeft Hij Zijn heerlijkheid opgegeven. Hij had wat ‘te verkopen’. Denk hierbij aan de volgende teksten: 1 Ko 6: 20; 7: 23; 2 Ko 8: 9; Op 5: 9; 2 Pt 2: 1. Vergelijk hierbij: Hd.20: 28; Ef.5: 25.

In het licht van dit getuigenis is de ‘klassieke’ uitleg, dat wij Christus, het heil of het koninkrijk zouden kopen niet te handhaven. Tenminste … zo denken wij, we willen echter ruimte laten voor een andere opvatting.

P.S.

1) Het argument gebouwd op vers 44, dat Christus toch wist waar de schat was en die niet hoefde te ontdekken, weegt niet op tegen het argument, dat het heil niet te koop is.

2) Of we in de schat Israël moeten zien en in de parel de Gemeente is de vraag.Daar is wat voor en wat tegen in te brengen, maar daar gaat het in de vraag niet om,

3) Dat de parel in zichzelf niet zo schoon is, is waar, maar de Kerk of Gemeente wordt hier niet gezien in wat ze in zichzelf is, maar hoe Christus haar ziet als Zijn bruid, verg. Ef.5: 25-27.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies