Betreft: Mt 19: 11
Vraag:
Over welke drie soorten gesnedenen gaat het in dit vers?
Antwoord:
Met de gesnedenen die uit de moederschoot voortgekomen zijn doelt de Heer op hen die geslachtelijk onvolmaakt geboren zijn. Uit de bewoording blijkt, dat ‘gesneden’ hier niet letterlijk opgevat moet worden als ‘ontmand’ door een bepaalde handeling die aan iemand verricht wordt. Het ziet op een niet-mannelijke gesteldheid waardoor sexueel verkeer onmogelijk is.
Met hen die door de mensen gesneden zijn, zijn de eunuchen bedoeld. Dat zijn hofambtenaren, die vanwege hun beroep ontmand werden. Zij waren gesteld over de harem van de koning en werden daarom ontmand. Denk hierbij b.v. aan de opperschatbewaarder van Candace uit Ethiopië.
Bij de derde groep moeten we denken aan hen, die vanwege de dienst in het koninkrijk van God afzien van een huwelijk en dus vrijgezel blijven. Anderen denken daarbij aan hen die gescheiden zijn en die niet mogen of kunnen hertrouwen.
Dit laatste vraagt een uitgebreidere verklaring, die hier niet gegeven kan worden.
Het is aannemelijk dat ‘gesneden hebben’ in dit derde geval niet op een lichamelijke ingreep duidt, maar op de innerlijke beslissing om ongetrouwd te blijven, hoewel een letterlijke castratie niet uitgesloten behoeft te zijn.