Betreft: Mt 22: 33
Vraag:
De betekenis van dit vers is mij geheel onduidelijk. Kunt u mij hier uitleg over geven?
Antwoord:
In Mt. 22 lezen we over vragen die de Joden aan Jezus Christus stellen om Hem vast te zetten. Het zijn strikvragen. Ze gaan over de keizerlijke belasting (15-22), over de opstanding (23-33) en over de wet (34-40). Op elke vraag geeft de Heer Jezus een antwoord dat getuigt van zijn goddelijke wijsheid. De vraagstellers druipen af.
Wat de opstanding betreft weerlegt de Heer Jezus eerst de dwaasheid van de vraag van de Sadduceeën door aan te geven dat opgestane mensen niet huwen of ten huwelijk worden gegeven.
Vervolgens laat hij hen zien, dat als ze de Schriften beter gelezen en doordacht hadden ze niet zouden twijfelen aan de opstanding. De naam van God als de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob geeft aan:
a. dat er een opstanding moet zijn. Want wat voor waarde hebben deze aanduidingen als Abraham, Izaäk en Jakob eens en voor altijd van het toneel zijn verdwenen. Dan is alles wat God aan deze aartsvaders beloofd heeft waardeloos. Dan kan God niet waarmaken wat Hij gezegd heeft.
b. dat de aartsvaders ook direct na de dood nog een bestaan hebben. In een ander evangelie staat namelijk: voor Hem leven zij allen (Lk. 20: 38).
De mensen die dit antwoord horen, zijn er diep van onder de indruk. Ze zien de wijsheid van het woord van de Heer in en staan er versteld van.