Betreft: Mt 24: 22
Vraag:
U stelt dat de opname moet plaatsvinden voordat de afval komt en de zoon des verderfs (de antichrist) openbaar zal worden. Hoe moeten we nu Mt.24: 22 verklaren, waar geschreven wordt dat de dagen van de antichrist, ter wille van de uitverkorenen verkort zullen worden. Dan zijn er toch uitverkorenen in de wereld als de antichrist er is?
Antwoord:
In de christenheid heerst veelal de mening dat de kerk of gemeente bestaat van het begin van de schepping of anders gezegd: van Adam af. Die kerk zou dan op aarde blijven bestaan tot aan de jongste dag. Men vereenzelvigt daarbij ‘uitverkoren zijn’ ofwel ‘gelovige zijn’ met ’tot de kerk behoren’.
Volgens deze opvatting zou de kerk door de grote verdrukking gaan en de tijd van de antichrist meemaken.
Het is gemakkelijk aan te tonen dat deze opvatting wat betreft het ontstaan van de kerk of gemeente onjuist is en dat wel om de volgende redenen:
*Terwijl hij op aarde was, heeft Jezus Christus gezegd, dat Hij zijn Gemeente
zou bouwen (Mt 16: 18). Dat moest toen dus nog gebeuren!
*Deze Gemeente wordt genoemd: het lichaam van Christus (Rm. 12: 3-8; 1 Ko 10: 17; 12 geheel; Ef. 1: 23; 2: 16; 4: 4-16; 5: 23-30; Kol. 1: 18,24; 2: 19; 3: 15) en blijkens 1 Ko 12: 12,13 is dit lichaam ofwel de Gemeente door de doop met de heilige Geest ontstaan en die doop heeft volgens Hd. 1: 5 en 2: 1-13 op de Pinksterdag te Jeruzalem en daarna plaats gevonden. Dus niet ten tijde van Adam, Abraham, Mozes of wie van de oudtestamentische gelovigen dan ook
*Een andere benaming is ‘huis of tempel ‘ van God (1 Ko 3: 9-15; Ef. 2: 19-22; 1 Tm. 3: 15; 1 Pt. 2: 4-11). Volgens Ef. 2: 19-22 is dat huis of die tempel gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. Deze moesten dus eerst optreden wilde de Gemeente er kunnen zijn.
*Alle gelovigen uit de tijd vanaf ‘de Pinksterdag’ of ze nu Joden zijn of tot de volken behoren zijn een lid van dat lichaam en zijn stenen van het huis van God. In 1 Ko 1: 2 worden allen die de Here Jezus aanroepen, aangesproken en van hen wordt verderop in de brief gezegd, dat ze tot het ene lichaam zijn gedoopt.
*Voor de Pinksterdag was dat niet het geval. Toen was er onderscheid tussen gelovigen uit de Joden en uit de volken. Door het kruis is de tussenmuur van afscheiding tussen die twee groepen weggebroken (Ef.2: 13-15) en zijn ze gevormd tot één lichaam, tot een nieuwe mens.
Er waren dus voor de Pinksterdag wel gelovigen, of uitverkorenen, maar ze vormden niet de Kerk.
Welnu, zo min als de Kerk bestaat van Adam af, zo min bestaat ze tot aan ‘de jongste dag’. De Kerk zal worden opgenomen en de gelovigen die de grote verdrukking doormaken zijn wel uitverkoren, maar niet tot één Lichaam gedoopt. Het bewijs wordt geleverd door Op. 7, want daar lezen we van twee soorten of twee groepen gelovigen, te weten 144.000 uit alle stammen van Israël en een grote schare uit alle volk en taal en natie. Het onderscheid tussen gelovigen uit Israël en uit de volken is er dan weer wel.
Mt 24: 22 levert dus geen probleem op. Dat vers slaat op de uitverkorenen (speciaal uit Israël) die de grote verdrukking meemaken. Zie ook Js. 65: 9 en 22.
Alle leden van de kerk zijn uitverkorenen, maar niet alle uitverkorenen behoren tot de Kerk. Er waren uitverkorenen voordat de Kerk ontstond en er zullen er ook zijn nadat de Kerk is opgenomen.