Notities bij het boek ‘Geneest de zieken’ – hoofdstuk 00

NOTITIES bij het boek GENEEST DE ZIEKEN van WILLEM J. OUWENEEL
opgesteld door JAAP G. FIJNVANDRAAT (Leeuwarden)

Vooroordelen aan de kant willen zetten

Laat ik beginnen met te zeggen dat ik de geschriften van br. Ouweneel in voorgaande jaren met veel waardering gelezen heb. Zijn heldere Schriftuitleg in eenvoudige bewoordingen heeft me sterk aangesproken. Dit vooral nadat hij het zwart – wit denken van het begin van zijn jongelingsjaren opgegeven had.
In zijn ruimere interpretatie van de beginselen van vergaderen van gelovigen – dat in feite een terugkeer was tot dat wat vele broeders in de ‘broederbeweging’ rond 1830 bezielde – heb ik mij van harte kunnen vinden mede omdat ik de latere ontwikkelingen binnen deze ‘beweging’niet altijd kon waarderen hoewel ik er helaas tot op zekere hoogte in ben meegegaan.

In zijn boek schrijft Ouweneel dat hij met veel vooroordelen is opgegroeid en hij betreurt wat hij in het boek ‘Het domein van de slang’over diverse genezings – en bevrijdingsbedienaars heeft opgemerkt. Van de lezers van zijn boek ‘ Geneest de zieken’ vraagt hij de bereidwilligheid om hun vooroordelen even rigoureus aan de Schrift te onderwerpen als hijzelf heeft proberen te doen (zie blz.13-15).
Degenen die mij kennen weten dat ik een dergelijke bereidwilligheid heb getoond met betrekking tot het opzij zetten van bepaalde vooroordelen wat betreft de in later tijd gelanceerde ideeën in de broederbeweging over het vergaderen van gelovigen waarover ik hierboven schreef. Daarin heb ik mij aan de zijde van br. Ouweneel geschaard. Zelfs is het zo geweest dat ik hem verdedigd heb tegenover broeders die naar mijn overtuiging hem verkeerd beoordeelden wat betreft de wending in zijn denken in dat opzicht.

Deze opstelling van mij in de negentiger jaren van de vorige eeuw heeft bij velen de vraag doen rijzen of ik met Ouweneel meega in zijn nieuwe opvattingen over ziekte en genezing zoals die in de laatste tijd naar voren zijn gekomen in diverse toespraken en artikelen. Welnu, dat is beslist niet het geval.
Dat neemt niet weg dat ik bereid ben mijn vooroordelen op te geven, maar dan moet Ouweneel wel met deugdelijke schriftuurlijke argumenten komen die aantonen dat mijn visie zoals ik die tot nu toe heb over het genezingsgebeuren, fout is. Bij het doornemen van ‘Geneest de zieken’ ben ik die schriftuurlijke argumenten niet tegen gekomen. Mijn visie is dan ook niet veranderd.

Nu moet ik zeggen dat ik mij al eerder zorgen maakte over wat er in de laatste tijd over bepaalde onderwerpen door br. Ouweneel is gepubliceerd. Ik noem in dat opzicht het boek getiteld ‘Nachtboek van de ziel’, wat ik als een dieptepunt in zijn schrijverscarrière tot op dat ogenblik beschouw. Maar dat is een hoofdstuk apart. Ik vermeld dat alleen om aan te geven dat ik met een behoorlijke dosis scepsis aan dit boek over genezing begon.

Meer reden voor mijn scepsis

Ongeveer een halve eeuw geleden heb ik het optreden van Zaiss en Osborn meegemaakt. Het optreden van deze ‘genezers’ en velen die na hen gekomen zijn, had naar mijn overtuiging niets gemeen met de genezingen die de Bijbel ons vermeldt en dat geldt ook voor dat wat er door velen op dit ogenblik te berde wordt gebracht. Hiermee geef ik niet aan dat ik niet in wonderbaarlijke genezingen geloof. Ik heb een gelovige gekend in de buurt van Leeuwarden die zoÕn last had van reumatiek dat hij het werk op zijn akker haast niet meer kon doen. Terwijl hij op zijn stukje land aan het werk was bad hij tot God met de woorden dat God bij machte was hem te genezen en hij smeekte God om dat te doen. Op hetzelfde moment week de reumatiek en hij kon het krabben in de grond om de aardappels eruit te halen zonder hinder voortzetten. Maar dit is heel wat anders dan wat er vaak gepropageerd wordt.
Naar aanleiding van het boekje van Osborn ‘Zeven stappen om genezing van Christus te ontvangen’ heb ik destijds de brochure ‘De zogenaamde gebedsgenezing getoetst aan de Schrift’ geschreven waarin ik zijn argumenten getoetst heb aan de Schrift en die konden m.i. geen van alle de toets doorstaan. Nu moet ik zeggen dat Ouweneel verschillende van deze argumenten in ‘Geneest de zieken’ afwijst. Daarbij gaat hij zo nuancerend te werk dat hij zich toch in hun vaarwater beweegt.

Een belangrijk verschil

Maar ter zake: het zal niet ondienstig zijn als ik een belangrijk verschil in de kwestie van genezing van zieken naar voren haal waarop ik in bovengenoemde brochure over gebedsgenezing al ben ingegaan. Het betreft het verschil tussen:

I genezing op grond van gebed

en

II genezing op grond van het uitoefenen van de gave van gezondmaking.

Dit verschil is m.i. van fundamentele betekenis. Daar waar men dit onderscheid uit het oog verliest of niet accepteert – en dat gebeurt helaas heel vaak – treedt absoluut verwarring op. Ouweneel verwerpt dit onderscheid omdat hij een totaal andere visie op het bezit van gaven heeft en hij vindt dat het uitoefenen van de gave van genezing met gebed verbonden is. Ik kom daar later op terug.

Op het hierboven met vette letters aangegeven onderscheid wil ik nader ingaan en ik doe dat uitvoeriger dan ik in het verleden heb gedaan

ad I
Dit aspect wordt in Jk 5:13-16 duidelijk belicht. Het gaat in dat gedeelte om een zieke die de oudsten van de gemeente bij zich moet roepen. Deze oudsten zullen dan een gebed over hem uitspreken en hem daarbij met olie zalven in de naam des Heren. Dit gelovige gebed zal de zieke gezond maken.
Natuurlijk is het ook mogelijk dat gelovigen hetzij persoonlijk, hetzij als groep – bijvoorbeeld als plaatselijke gemeente – voor een zieke bidden. Daarvan vinden we weliswaar geen direct voorbeeld in het Nieuwe Testament maar we kunnen dat laten vallen onder de teksten die de noodzaak en de waarde van het gebed (voorbede) benadrukken als ook onder de voorschriften die wijzen op de zorg die we voor elkaar hebben uit te oefenen (verg. Hd 12: 5). Maar het gaat nu om na te gaan wat het voorschrift dat Jacobus geeft, inhoudt. We kunnen dan de volgende notities plaatsen:
a. het verzoek om voorbede gaat van de zieke uit;
b. de oudsten van de gemeente moeten gevraagd worden;
c. zij zalven de patiënt met olie en het is hun gelovig gebed dat genezing bewerkt;
d. voor dit bidden om genezing is niet een gave vereist, maar geloof .

Met nadruk wil ik stellen dat de Schrift niet spreekt over gebedsgenezers. Een dergelijke term of funktie kent de Bijbel niet. Evenmin vinden we in dit gedeelte of ook elders in de Schrift dat zieken zouden moeten gaan naar iemand die zich specifiek toelegt op het bidden met zieken. Dat zou namelijk inhouden dat het gebed van zo iemand meer waarde zou hebben of krachtiger zou zijn dan dat van de oudsten in een gemeente of dat van christenen in het algemeen.

N.B. Persoonlijk geloof ik dat deze verzen uit Jk 5 te maken hebben met ziekte als gevolg van zonde. Bij de bespreking van hfst 10 geef ik mijn redenen daarvoor.

ad II
Van het uitoefenen van de gave van gezondmaking worden heel wat voorbeelden in de Schift gegeven. Kenmerkend voor al die gevallen is het volgende:
a. er wordt een opdracht gegeven om zieken gezond te maken, niet een bevel om met ze te bidden;
b. er is geen sprake van een gebed met of voor de zieke. Vaak wordt er in plaats daarvan een bevel gegeven aan de zieke persoon (zie o.a. Hd 3:6). Men kan in dat geval dus niet van gebedsgenezing spreken;
c. er is sprake van een gave en van macht tot gezondmaking;
d. de genezingen en andere tekenen vinden plaats in het kader van evangelieprediking en dienen als een bevestiging of medegetuigenis bij de prediking (zie Mk 16:15-18; Hb 2: 3, 4)

Gaan we het boek Handelingen na dan merken we op dat de discipelen geen genezingscampagnes hielden, maar uitgingen om het evangelie te prediken waarbij genezingen plaatsvonden als bijkomend verschijnsel.
Opgemerkt dient te worden dat als de gave van gezondmaking in onze tijd wordt uitgeoefend het eventueel mislukken daarvan niet aan de zieke verweten mag worden omdat hij geen geloof zou hebben. Integendeel, hij die de gave wil uitoefenen moet zich dan afvragen of hij daartoe wel genoeg geloof heeft. Ook zal hij zich in zoÕn geval moeten afvragen of hij de gave van gezondmaking eigenlijk wel bezit. Dikwijls werpt men tegen dat in de bijbel ook niet alle zieken genezen werden. Op zichzelf is dat waar, maar we lezen nooit van een poging tot gezondmaking die mislukte.
Het boek van Ouweneel draagt als titel ‘ Geneest de zieken’. Die uitdrukking heeft niet te maken met genezing op gebed, maar met het uitoefenen van de gave van gezondmaking. Het is wel zaak dit te bedenken.

Iets over het boek in het algemeen

Voor ik in detail op het boek inga wil ik eerst iets zeggen over het boek in zijn totaliteit en wel:
Ten eerste dat het niet gaat om een verschil van inzicht, in een bepaald detail van de ziekengenezing, het betreft eerder een verschil in totaalvisie van datgene wat Ouweneel vroeger over dit onderwerp te berde bracht.

Ten tweede wil ik wijzen op wat H.P. Medema onlangs schreef in de inleiding op het 115e boek van Ouweneel. Zijn woorden luiden: ‘Deze schrijver stelt niet op schrift wat hij al weet, maar gaat al schrijvend op zoek naar wat hij nog niet weet’. Dit vertolkt precies mijn gevoelen bij het lezen van de diverse geschriften van Ouweneel. Ik ga dan iets verder in mijn beoordeling dan Medema, voor mij is het zo dat menig oeuvre van Ouweneel bezonkenheid ( let op: ik zeg niet: bezonnenheid) mist. Dat is ook het geval met dit boek over ziektegenezing.

Een derde punt is dat de schrijver in dit boek de namen noemt van diverse personen uit charismatische kring die voor vele van de lezers totaal onbekend zijn evenals voor mij. Wat zij beweren moeten we op gezag van Ouweneel maar aannemen. We kunnen het eigenlijk niet controleren. Hij noemt wel de lektuur van deze mensen maar wie van ons heeft de gelegenheid om die lectuur door te spitten om te kijken of ze in andere opzichten betrouwbare mededelingen doen en goede leer verkondigen?

Een vierde punt is hiermee nauw verbonden en wel dat hij zijn hele leven door zich aan bepaalde personen heeft gehecht waarbij hij soms op pijnlijke wijze zijn neus gestoten heeft. Daarnaast wierp hij zich met veel enthousiasme op nieuwe ideeën die hem voor de geest kwamen. Indertijd heeft hij in twee delen het ‘Verhaal van de broeders’ gepubliceerd.

Op de eerste Betteldconferentie distantieerde hij zich echter van de inhoud van deze boeken met de woorden dat wat hij toen geschreven had ‘his masters voice’ was. Hij bedoelde daarmee dat hij in feite de opvatting vertolkt had van zijn toenmalige leermeester H.L. Heijkoop. Als ik nu denk aan de vele schrijvers die hij in ‘Geneest de zieken’ citeert dan vraag ik me af van hoeveel leermeesters hij daarin ’the voice’ is. Ouweneel is een geweldige geleerde. Drie doctorstitels halen is niet niks.

Ik geef deze karakterschets dan ook niet om hem naar beneden te halen, maar wel om de lezers van zijn boeken te waarschuwen om niet alles voor zoete koek aan te nemen wat hij schrijft, maar zijn lektuur terdege te testen. Dit geldt trouwens voor alle lektuur, ook die van mijzelf, maar het geldt wel bijzonder dit boek over genezing. Daarbij is het zaak op te letten op de manier waarop hij conclusies trekt. Dat gebeurt namelijk niet altijd op degelijke gronden.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies