Genesis 1:9
En God zei: dat de wateren onder de hemel op één plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome; en het was alzo. En God noemde het droge aarde, en de samengevloeide wateren noemde Hij zeeën. En God zag dat het goed was (Gn 1: 9,10).
Op derde dag spreekt God tweemaal en vinden er twee akties plaats. Het eerste is dat God de watermassa’s onder de hemel op één plaats samenbrengt. Zoals eerder gezegd vindt er dus weer een scheiding plaats en ontstaat er het droge dat door God aarde genoemd wordt. Dat is dus niet een aanduiding voor onze planeet aarde – denk aan vers 1 – maar een aanduiding voor de droge grond ofwel het land, waarvan het water zich terugtrekt en samenvloeit tot zeeën. Die zeeën vormen nu het grootste deel van het aardoppervlak.
In Sp 8:29 wordt deze scheppingsdaad van God als volgt weergegeven: “ Toen Hij aan de zee haar perk stelde, opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden en Hij de grondslagen van de aarde bepaalde’ (vgl. Jn 1:9).
Over de zeeën wordt niet altijd in gunstige zin gesproken. In Ps 89 :10 staat dat God heerst over “de overmoed van de zee”. De NBV heeft het iets neutraler uitgedrukt met “U heerst over de hoogrijzende zee”. Een kenmerkende uitdrukking vinden we in Js 57:20 “Maar de goddelozen zijn als de zee, zo opgezweept, dat zij niet tot rust kan komen, en waarvan de wateren slijk en modder opwoelen”. Sprekend is ook de beschrijving van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde dat er staat “de zee was niet meer”. De zee heeft iets geheimzinnigs, ze verbergt wat in haar is. Ze past eigenlijk niet in Gods blijvend bestel
Voor ons zit er de les in dat we niet moeten zijn als de woelige zee die als het ware ongerechtigheid doet opkomen. Toch staat er dat de scheiding tussen zee en land goed was en in het vervolg zien we ook dat God bij beide vrucht voortbrengt en dat is ook een les voor ons. We moeten vrucht voortbrengen, maar daarover de volgende keer meer als we nagaan wat God op deze derde dag de tweede maal gaat spreken.