Notities bij mijn Bijbel nr. 015

Genesis 1:16

En God maakte de beide grote lichten, het grootste licht tot heerschappij over de dag, en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht, benevens de sterren. En God stelde ze aan het uitspansel van de hemel om licht te geven op de aarde, en om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden. En God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag (Gn 1: 16-19)

Wat God gezegd heeft dat Hij doen zou (vs 14) volbracht Hij op deze vierde dag. Hij schiep twee grote lichten. Merkwaardig is dat er niet staat: ‘Hij maakte de zon en de maan’, maar Hij maakte ‘lichten’ en wel ‘het grootste licht en het kleinere licht’. Een zekere P.J. Wiseman heeft uit deze ‘primitieve’ benamingen en uit diverse andere gegevens afgeleid dat Mozes bij het schrijven van het boek Genesis gebruik heeft gemaakt van oude weergaven uit de tijd dat de benamingen ‘zon’ en ‘maan’ nog niet gangbaar waren. Het is beslist de moeite waard om van zijn boek ‘Ontdekkingen over Genesis’ kennis te nemen alsmede van latere publikaties over dit onderwerp.

Van de beide lichten wordt gezegd dat ze tot heerschappij zijn over respectievelijk de dag en de nacht. Daarmee worden dus – zoals al eerder opgemerkt – de beide perioden waaruit een etmaal bestaat aangegeven. Zon en maan hebben de taak te ‘heersen’ in die bepaalde perioden. Dat heersen komt hierin uit dat ze de duisternis verdrijven, ze overheersen de duisternis en maken het mogelijk dat mens en dier hun taak op aarde kunnen volbrengen. Daarbij mag nog wel opgemerkt worden dat bepaalde dieren speciale nacht dieren zijn. De bouw van hun ogen maken het ze mogelijk in het duister meer van het licht op te vangen dan de ogen van een mens.

Vervolgens is er nog sprake van de sterren. Het woord ‘benevens’ zal niet alleen slaan op het feit dat God ze maakte naast de grote lichten, maar dat de sterren ook moesten heersen over de nacht net als de maan. In ieder geval is het zo dat de mens van de stand van de sterren afhankelijk is om zich ‘s nachts te oriënteren. Uit Hd 27:20 valt op te maken dat tijdens de reis van Paulus naar Rome het ontbreken van het licht van de zon en de sterren dit zich oriënteren onmogelijk maakte.
Over de sterren valt ook nog op te merken dat de mens van ouds af aan de combinatie van diverse sterren een naam heeft gegeven. Men spreekt dan van sterrenbeelden (zie Js 13:10). De namen van diverse van deze sterrenbeelden worden in de Bijbel genoemd en wij gebruiken deze naam nog steeds. Br. J.G. van Moosel heeft indertijd in de Bode een artikelenreeks geschreven onder de naam “De stille taal van de sterrenhemel” (Bode jrg 105 en 106).
De namen van de sterrenbeelden zijn gegeven aan de vorm die de sterren voor ons oog hebben. In werkelijkheid staan deze sterren onderling namelijk ver uit elkaar.

Vers 18 vermeldt weer de mededeling dat God zag dat het goed was. Gods werken zijn goed. Dat geldt ook van de werken die Hij voor en in ons verricht. Vers 19 besluit weer met de mededeling dat het avond geweest was en morgen geweest was, de vierde dag. De tijdsorde wordt stipt bijgehouden.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies