Notities bij mijn Bijbel nr. 016

Genesis 1:20

En God zei: Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel van de hemel. Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens waarvan de wateren wemelen, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard en God zag dat het goed was (Gn 1:20 en 21)

Er zijn een paar dingen in deze twee verzen die opvallen en wel ten eerste dat er bij de wateren gesproken wordt over het w e m e l e n van de wezens in de zee. Wie naar natuurfilms kijkt zal getroffen zijn door de enorme aantallen dieren in het water. Laatst zag ik zo’n film waarin een zwerm sardientjes gefotografeerd was. Het was één grote bal van krioelende visjes waaraan grotere vissen en vogels zich tegoed deden.
Al jaren en eeuwen vangen de mensen grote partijen vissen uit de zee, maar die is in de loop van eeuwen niet leeggevist. Veronderstel dat de mens op dezelfde schaal landdieren of vogels zou vangen dan was de aarde wat landdieren betreft ‘ontvolkt’ en waren er heel wat rassen uitgestorven.

Dat de visstand op het ogenblik bedreigd wordt is een feit, maar dat komt omdat de mens nu vist met moderne technieken en dat op onverantwoorde wijze waardoor er gevaar voor de visstand ontstaat en er vangstbeperkingen moeten worden afgekondigd, maar op zichzelf is het aantal zeedieren ontzaglijk groot en het herstellend vermogen van de visstand is ook geweldig. Inderdaad wemelen de zeeën van bewoners!

Ten tweede valt op dat er sprake is van g r o t e zeedieren. Natuurlijk zijn er ook wel grote landdieren, al hoewel de grotere soorten, zoals de diverse sauriërs en de mammouths uitgestorven zijn, maar de zeebewoners overtreffen hen toch wel in grootte. We kunnen daarbij denken aan de walvissen waarbij de naam al aangeeft dat ze groot zijn, want dat zit in het voorvoegsel ‘wal’ begrepen. Wat te denken van de blauwe vinvis, die een lengte van 30m kan halen. Zulke dieren zouden op land niet eens kunnen leven.
Er is nog iets heel merkwaardig, namelijk dat deze grote vinvissen leven van de kleinste zeediertjes in de zee, namelijk van kriel en plankton. Zij zeven die uit het water tussen de baleinen die ze in hun bek hebben. Van dit soort wezentjes krioelt het in de zeeën.

Er is nog iets waarvan het goed is dat het vermeld wordt, namelijk dat de logische opbouw van het scheppingsbericht ook in dit vers uitkomt. We zagen dat al eerder, namelijk dat er pas van het scheppen van planten sprake kan zijn als er land was geformeerd, zo kan er slechts van gevogelte in de lucht sprake zijn als de watermassa’s in wolken zijn samengebracht. Tenslotte nog dit: net als bij de planten wordt er van de vissen en de vogels gezegd, dat ze zich naar hun aard voortplanten. Deze aard is zo bepaald, dat er geen sprake is van vruchtbare kruisingen tussen wezens van verschillende aard. Het verslag van de schepping is hier absoluut accuraat. Bij het scheppen van de landdieren hoop ik op dit onderscheid in aard terug te komen.

De grootheid van de Schepper en Onderhouder van alle dingen komt ook in deze verzen geweldig uit. Deze Schepper is onze lof ten volle waard. Laten we Hem bewonderen om zijn werken!

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies