Genesis 1:27
En God schiep de mens naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep Hij hem, man en vrouw schiep hij hen (Gn 1:27)
Dit vers geeft de realisatie aan van dat wat God volgens vers 26 van plan was te doen. Opmerkelijk is dat hier enkel het woord beeld wordt gebruikt en niet het woord gelijkenis erbij wordt vermeld. Het woord beeld houdt kennelijk ook gelijkenis in. Daarnaast spreekt het van vertegenwoordiging. De mens is Gods vertegenwoordiger op aarde.
Verder wordt er gesproken over het scheppen van man en vrouw. Samen vormen deze het beeld van God. Over God wordt nooit als een“zij” gesproken, altijd vinden we de mannelijke aanduiding ‘Hij’. Wel kunnen we zeggen dat in God een mannelijke en een vrouwelijke ‘trek’ naar voren komt. Het bewijs daarvoor hebben we in
Dt 1:30 en Js 49:15. De mannelijke trek komt naar voren in de vergelijking in Dt 1, want die luidt dat God Israël gedragen heeft zoals zijn kind draagt. Daarentegen zien we de vrouwelijke trek uitkomen in de vergelijking van de zorg van God voor zijn volk met een vrouw die zich ontfermt over het kind van haar schoot.
Een dergelijke zaak zien we ook uitkomen in de dienst van de apostel Paulus ten opzichte van de gelovigen in Thessalonika. Enerzijds zegt de apostel dat hij voor de Thessalonikers gezorgd heeft zoals een voedende moeder haar eigen kinderen koestert, anderzijds vermeldt hij dat hij ze vermaand heeft zoals een vader zijn eigen kinderen (zie 1 Th 2:6-11).
Het is van belang voor ons als mannen dit te bedenken, want we zijn geneigd het vrouwelijk element te verachten of te kleineren en dat is tot schade van ons zelf en van anderen.
Ik heb al gewezen op het feit dat er in vers 27 een overgang zit van het enkelvoud naar het meervoud namelijk van ‘hem’ gaat het over op ‘hen’. Dit vers loopt als het ware vooruit op wat we in hoofdstuk 2 vinden wat de schepping van de vrouw betreft.