Openbaringen 20 – Notities over het duizendjarig rijk
Onderstaande notities zijn geplaats op een zogenaamsde ‘broederlijst’. Ik neem ze over op mijn website in de rubriek art. over de toekomst.
Hopelijk is het nuttig wat dieper in te gaan op de leer van het duizendjarig rijk. Ik doe dat puntsgewijs.
1) Van oude tijden af zijn erverschillende opvattingen over wat we het duizendjarig rijk noemen, verkondigd. Als iemand zich slechts eenzijdig verdiept heeft in een van deze opvattingen kan het verrassend of ook verwarrend zijn wanneer hij met een tegengestelde mening wordt geconfronteerd. Bredere informatie is dan gewenst.
2) In Openb. 20:1-6 lezen we dat Christus regeert gedurende duizend jaar. Dit rechtvaardigt het gebruik van de term “duizendjarig rijk”.
3) Er zijn schriftverklaarders die een verband leggen tussen Openb. 20:1-6 en de vele schriftgedeelten in het OT. die spreken over een rijk van vrede onder de Messias. Zij spreken over “ het duizendjarig vrederijk”. De “plaatsing in de tijd” van het duizendjarig rijk is van het leggen van dit verband echter totaal niet afhankelijk.Evenmin is die afhankelijk van een bepaalde bedelingenleer of van een opvatting over de opname van de Gemeente. Deze beide zaken laten we (vooreerst ?) dan ook buiten beschouwing. Voor de plaatsing van het duizendjarig rijk in de tijd is de uitleg van Openb. 20:1-6 van doorslaggevend belang en daartoe kunnen we ons dus beperken.
4) Er zijn twee hoofdopvattingen, te weten
A. Het duizendjarig rijk is ergens in het verleden begonnen, hetzij
a. met de opstanding van Jezus Christus, of
b. met de overwinning van het christendom over het
heidendom in het Romeinse rijk in de vierde eeuw n.Chr. en het eindigt (is geeindigd)
c. met de wederkomst van Christus op de jongste dag, of
d. met de Franse revolutie of een andere ingrijpende gebeurtenis in het verleden.
B. Het duizendjarig rijk begint in de toekomst, hetzij
a. in een periode voor de wederkomst van Christus, of
b in de tijd na de wederkomst van Christus.
5) Stukje geschiedenis:
In de eerste drie eeuwen overheerste (globaal genomen)
opvatting B. In de vierde en volgende eeuwen trad opvatting A zeer sterk op de voorgrond Ten tijjd van de zog. Nadere Reformatie lieten enkele schriftverklaarders hun stem horen ten gunste van mening B. Vanaf de opwekkingen in Engeland en Ierland in de eerste helft van de 19e eeuw. won opvatting B zeer sterk terrein.
6) Stand van zaken: In “kerkelijke kringen wordt overwegend opvatting Aa(b)c aangehangen. Opvatting Bb vindt veel aanhang in “evangelische groeperingen”. Op deze beide
meningen hoop ik in een volgend artikel in te gaan. De andere varianten laat ik als minder belangrijk buiten beschouwing.