Inleiding
a. In de vorige artikelen heb ik een overzicht gegeven van de twee voornaamste opvattingen over het 1000j rijk. Te weten opv. A het 1000j rijk is ergens in het verleden begonnen en opv. B het 1000j rijk begint in de toekomst. Ik heb het aan de lezers overgelaten de beide meningen tegen elkaar af te wegen. In de volgende artikelen geef ik wel commentaar en wel op mening A, terwijl ik daarbij verwerk wat diverse inzenders geschreven hebben.
b. Daarbij vermeld ik niet elke keer mijns inziens maar de lezers worden wel verzocht dit in gedachten erbij te plaatsen.
c. Ik leg mezelf twee beperkingen op:
*ik volg niet alle zijsporen die men ingeslagen is, maar beperk mij tot reacties die direct met Openb. 20 te maken hebben;
**evenmin ga ik in op reacties die niet onderbouwd zijn vanuit de Schrift, maar die enkel berusten op “ik vind” of “volgens mij is het zo…”
Grijpt Openb. 20 terug in de tijd?
d. Op hen die Openb. 20 laten teruggrijpen in de tijd rust natuurlijk de plicht dit te onderbouwen. Men voert daarvoor aan, dat het boek de Openb. geen chronologische volgorde van gebeurtenissen aangeeft.
Deze opmerking is in zover jjuist. dat je de gebeurtenissen beschreven in Openb. 4 – 22 niet van begin tot eind chronolgisch achter elkaar kunt plaatsen, maar…. men kan niet willekeurig bij een bepaalde tekst zeggen, dat we daarmee teruggevoerd worden naar een vroeger tijdstip (zoals dr. S. Greydanus doet, zie Korte Verklaring, blz. 294). Uit de directe omliggende tekst moet de onderbreking af te leiden zijn en het vervolg moet aantonen dat we met een herhaling van wat vroeger beschreven is, te maken hebben.
e. Het bovenstaande wil ik onderbouwen door te wijzen op Openb. 11:15-18. Vers 18 ziet vooruit op de tijd van het oordeel en brengt ons bij Openb. 20:11 en wat daar volgt. Dit geeft ons een reden om vers 19 niet te zien als een vervolg op vers 18. De inhoud sluit namelijk niet bij vers 18 aan. Wel zien we dat Openb. 13 een nadere uitwerking geeft van wat in 11:7 als een toekomstige gebeurtenis in aangeven. Er is een onderbreking bij 11:18, maar de draad wordt in het gedeelte vanaf vers 19 wel weer opgepakt.
f. Iets dergelijks is in Openb. 20:1 echter beslist niet het geval. Er is geen enkele reden om de volgorde van de gebeurtenissen aangegeven met “ik hoorde” en “Ik zag” (zie 19:1,6;11,17,19) bij 20:1 plotseling te onderbreken. en te stellen dat dit vers ons terugvoert in de tijd. Er komt nog bij dat Openb. 20:1-6 geen herhaling geeft van wat er eerder heeft plaatsgevonden, maar een vervolg is op gebeurtenissen uit het verleden. Dat is duidelijk het geval in vers 4. Dat vers beschrijft niet het woeden van het beest tegen de heiligen zoals in hfst. 13, maar is er duidelijk een vervolg op en vertelt wat er met deze marterlaren gebeurt als Christus zijn regering aanvaardt.