Notities over het duizendjarig rijk (e)

Is satan absoluut gebonden of slechts ten dele?

g. Zij die stellen dat de binding van satan slechts ten dele is, beroepen zich op de uitspraak “opdat hij de volken niet meer verleiden zou” (vs 3 en 8). In ander opzicht, namelijk om de mensen individueel te verleiden zou hij volgens hen niet gebonden zijn. Ook voeren ze 2 Petr. 24 en Jud. :6 aan waar staat dat God de gevallen engelen in de afgrond heeft geworpen en hen overgeleverd heeft aan ketenen van donkerheid om tot het oordeel bewaard te worden. Maar deze engelen- zo stelt men- zijn nog steeds aktief, zoals Ef 6:10-13 aangeeft. Zo min als hun binding absoluut is, zo min is die van satan (Op.20: 2,3,) absoluut…

Als er in Openb. 20:2 enkel stond dat satan gebonden werd, zou bovenstaande opvatting nog enige grond hebben, maar er staat meer. Ten eerste lezen we in vers 1 dat een engel die de sleutel van de afgrond en een grote keten had, de satan greep en hem bond. Dat lijkt nou niet zo op het beperken van slechts een bepaalde aktiviteit van de boze ten tweede staat er dat satan in de afgrond werd geworpen. Hij komt dus in een bepaalde plaats terecht en alsof dat al niet voldoende is, wordt ons in de derde plaats verzekerd dat de engel de afgrond afsloot.. Satan kan die afgrond dus niet verlaten. Ten overvloede wordt er in de vierde plaats nog bijgezegd, dat er een verzegeling van de afsluiting plaatsvindt. Van buiten af kan dus niemand de satan bevrijden.

Als taal nog iets te betekenen heeft dan wordt de binding van satan in zulke termen beschreven dat hem iedere bewegingsvrijheid is ontzegd. De voorstelling die hier gegeven wordt is onverenigbaar met de gedachte die we elders lezen dat satan in deze tijd rondgaat als een brullende leeuw zoals Petrus dat beschrijft (1 Petr. 5:8). Kortom de duizendjarige regering waarvan sprake is in Openb. 20:1-6 ligt nog in de toekomst.
Deze conclusie is naar mijn overtuiging onontkoombaar en staat los van de vraag hoe we ons de sleutel en de keten waarover vers 1 spreekt, hebben voor te stellen.
Evenmin is het verantwoord uit het doel van de binding de absoluutheid van die binding en opsluiting zelf te ontkennen.

Op het verleiden van de volken hoop ik in een volgend artikel in te gaan. Voor wat betreft 2Petr.2:4 en Jud.:6 herhaal ik nog even wat ik in het 2e artikel schreef:
-het gaat in die gedeelten niet om alle engelen die samen met satan vielen. Het lidwoord ontbreekt namelijk; -deze engelen hebben hun oorspronkelijke woonplaats verlaten. Dit ziet op een verkeerde weg die ze zijn gegaan.
-ze worden met eeuwige boeien onder duisternis bewaard; ze zijn in de afgrond geworpen en blijven daar tot het oordeel.
Deze beschrijving maakt het onmogelijk deze engelen te vereenzelvigen met de boze machten in de hemelse gewesten waarover Ef. 6 spreekt.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies