Betreft: Nm. 17: 10 in verband met Ex. 25: 22; Nm.7: 89 en Ex. 40: 35; Hb 9: 7
Vraag:
Wordt in Nm. 17: 10 bedoeld dat Mozes de staf van Aäron voor de ark moest neerleggen in het Heilige der Heilige? Zo ja mocht Mozes daar dan wel komen? Er zijn teksten die dat schijnen te bevestigen en anderen die het tegendeel schijnen te zeggen.
Antwoord:
Op zichzelf hoeft Nm. 17: 10 niet te betekenen dat de staf direkt voor de ark in het Heilige der Heilige lag. We lezen in Ex. 40: 5 namelijk dat het reukaltaar voor de ark stond maar we weten dat het zich in het Heilige bevond. Weliswaar vlak voor de ark, maar toch aan de voorzijde van het voorhangsel.
Hb. 9: 4 laat er echter wel geen twijfel over bestaan dat de staf in de ark gelegd was. Dit hoeft niet in tegenspraak te zijn met 1 Kn. 8: 9 waar staat dat er niets in de ark was dan de tafelen van het verbond. Er is namelijk het een en ander met de ark gebeurd voordat die in de tempel van Salomo werd geplaatst.
Gaan we van de juistheid van deze gedachte uit dan moet Mozes dus het binnenste heiligdom betreden hebben. Ex. 25: 22 en Nm. 7: 89 ondersteunen de opvatting dat Mozes toegang had (in bepaalde gevallen en alleen op Gods bevel) tot het Heilige der Heiligen.
Nu schijnen Ex. 40: 35 en Hb. 9: 7 zich hier tegen te keren, maar ten eerste is het merkwaardig dat er speciaal van Mozes gezegd wordt dat hij de tent der samenkomst niet kon binnengaan. Dit veronderstelt dat hij het anders ( in bepaalde gevallen) dus wel kon. Bovendien staat er dat Mozes de tent niet binnen kon treden omdat de heerlijkheid des Heren de tabernakel vervulde.
Het is aannemelijk dat dit een tijdelijke zaak was gedurende de inwijding van de tabernakel. Normaal is er namelijk sprake van dat de wolk op de tent rustte (Ex. 40: 38). Dit moet wel zo zijn, want we lezen iets dergelijk ook bij de inwijding van de tempel (zie 1 Kn. 8: 10,11). Toen konden de priesters geen dienst doen in het hele heiligdom, maar dat kan natuurlijk nooit zo gebleven zijn, want dan was de priesterlijke bediening voor altijd onmogelijk geweest.
Een verklaring voor het feit dat Mozes wel in het Heilige der Heilige mocht komen kan gelegen zijn in het feit, dat hij als middelaar van het volk een heel bijzondere positie innam en als type van de grote Middelaar, Jezus Christus, wel toegang tot het binnenste van het heiligdom had. Hb. 9: 7 geeft dan de algemene situatie aan zoals die optrad nadat Mozes als Middelaar zijn taak beëindigd had.
Niet onvermeld mag blijven dat er uitleggers zijn, die op grond van de laatst genoemde twee teksten menen dat Mozes niet in het Heilige kon komen. Zij achten dat de staf voor de ark in het Heilige gelegd is voor de voorhang. Zij laten het ‘waarin’ of ‘in welke’ van Hb. 9: 4 slaan op de tent, maar dat lijkt nogal gezocht.