1-Samuël 15:23 – Ongezeglijkheid
Als onze aandacht valt op een term in de Bijbel moeten we niet onze eigen huis-, tuin- en keukenverklaring van die term geven, maar nagaan wat de Schrift ermee bedoelt. Dat geldt ook voor de term ‘ongezeglijkheid’.
Als we een gesprek met kinderen, ouders, familieleden of vrienden afkappen is dat niet bevorderlijk voor het onderling contact. Als ons oog daarvoor opengaat is het gewenst om dit falen naar de betreffenden toe te belijden en goede verhoudingen te bevorderen.
Maar dit valt nog niet onder het bijbelse begrip ‘ongezeglijkheid’. We komen dit woord tegen in 1 Sam 15:23 waar staat: “Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij en onzeggelijkheid is afgoderij en het dienen van terafim”.
Koning Saul wordt door Samuël in opdracht van God beschuldigd van weerspannigheid en “ongezeglijkheid. Het is goed op het woord ‘weerspannigheid’ te letten. Saul kreeg een uitdrukkelijk bevel van God om Amelek uit te roeien. maar hij lapte dat bevel aan zijn laars. Hij spande zich ertegen in. Dat maakt al duidelijk dat ook het tweede woord ‘ongezeglijkheid’ maar niet duidt op het afkappen van een gesprek en niet verder met iemand te willen praten, maar op het tegengaan van een uitdrukkelijk bevel van God. Zo iemand keert zich dus welbewust tegen God en maakt van zijn eigen idee een ‘god’. Daarom staat het gelijk met toverij en afgoderij.
Om het praktisch over te brengen naar onze situatie dan kun je zeggen dat als iemand in onmin leeft met een broeder en ondanks vermaan vanuit de Schrift door de oudsten dat niet in orde wil brengen (denk aan Matth. 5:23-26) maar God woord aan zijn laars lapt en er tegenin gaat, dan is dat ongezeglijkheid. Als zo iemand dan ook nog in gebed zijn handen opheft bij het bidden dan zijn dat geen handen die vrij zijn ‘van toorn en twist’. Het zijn geen ‘heilige handen’.
Ander voorbeeld: als een zuster door de oudsten vermaand is aan de hand van Gods woord (1 Tim 2:10-23) om zich niet opvallend te kleden en opvallend te gedragen, maar ze slaat dat vermaan in de wind en gedraagt zich wel opvallend dan is dat in strijd met de bescheidenheid die Paulus in dat gedeelte een zuster voorschrijft . Zo’n zuster is dan ongezeglijk want ze weerstaat openlijk het woord van God dat de oudsten haar hebben voorgehouden.