Betreft: De staat van (on)schuld
Vraag:
Voor de zondeval verkeerde de mens in de staat van onschuld. Daarna werd de mens schuldig, maar hoe staat het met het nageslacht van Abraham vóór de wetgeving, die in het verbond waren opgenomen.
Antwoord:
Wanneer we zeggen, dat de mens voor de zondeval in een staat van onschuld leefde, bedoelen we niet alleen te zeggen, dat hij onschuldig was en dus geen schuld van zonden op zich had, maar meer dat hij niet wist wat schuld was, omdat hij geen kennis had van goed en kwaad.
Na de zondeval is de mens die staat van ongereptheid, van onschuld kwijt en dat geldt voor alle mensen, die van Adam en Eva afstammen in welke tijd en onder welke omstandigheden ze ook leven en leefden. Het verbond met Abraham deed daaraan niets af of toe. Abraham leefde niet in een staat van onschuld, hij was een zondaar en stond dus ook daadwerkelijk schuldig voor God door zijn zonden. Maar van die schuld werd hij vrijgesproken op grond van zijn geloof (Gn 15: 6). De wetgeving veranderde evenmin iets in de staat van de mens. Die wetgeving had echter wel een effekt wat de zonde betreft. Zonde onder de wet kreeg namelijk het karakter van overtreding en de wet liet de verdorven aard van de zonde – macht in ons des te duidelijker uitkomen.