Betreft: Openb. 2:6, 15
Vraag:
Wat waren de Nicolaïeten en wat waren hun werken?
Antwoord:
Van deze verzen worden twee verklaringen gegeven:
a) De Nicolaïeten zouden aanhangers zijn van een zekere Nicolaüs. Volgens een bepaalde overlevering zou dat de Nicolaas, een van de zeven ‘diakenen’ genoemd in Hand. 6:5 zijn. Voor dit laatste zijn echter geen gegronde redenen aanwezig. Deze Nicolaas zou zijn volgelingen voorhouden dat je mag zondigen ‘op de genade’ d.w.z. je kunt gerust kwaad doen, want als je het daarna belijdt is Gods genade zo groot dat Hij het je toch weer vergeeft. Men verwijst dan naar Openb. 2:14, 15 en 2:20-24 waarbij men een verbinding legt met de leer van Bileam en die van Izébel. Voor het zondigen op de genade verwijst men dan naar Rom. 6:1 waar Paulus zich tegen deze opvatting keert. Men zegt dat hieruit de latere gnostieke secte van Nicolaïeten is ontstaan.
b) De tweede verklaring beroept er zich op, dat we van de Nicolaïeten uit de historie niets met zekerheid weten en dat verklaring a dus enkel op gissingen berust. Het enige waaraan we houvast hebben is de naam en deze betekent: volksoverwinnaars (in het tweede deel van de naam herkennen we ons woord ‘leek’, dat ervan is afgeleid).
Deze verklaarders zien in de Nicolaïten degenen, die het clericalisme voorstonden en als geestelijken over de leken wilden gaan heersen. Het feit dat in Openb. 2 naast de leer van Bileam de leer van de Nicolaïeten genoemd wordt, kan als argument dienen voor de gedachte dat het om een andere zaak moet gaan dan om een leven in ontucht waartoe Bileams leer leidde. Ook historisch gezien is de tweede verklaring veel aannemelijker dan de eerste.
Na de tijd van de christenvervolgingen (profetisch aangeduid in de brief aan Smyrna) heeft het clericalisme in de vroeg – katholieke kerk veld gewonnen (deze periode wordt voorgesteld in de brief aan Pergamus), denk maar aan de strijd van de bisschop van Rome om de hegemonie over de kerk ter krijgen en de onderlinge strijd tussen de zogenaamde patriarchen om de voorrang boven elkaar en boven de lagere geestelijkheid te verwerven..