Betreft: Openb. 12:3; 13:1
Vraag:
In Openb. 12:3 is sprake van zeven diademen op de zeven koppen; in 13:1 is sprake van tien diademen op de tien horens. Wat is de zin daarvan?
Antwoord:
Het antwoord is niet zo gemakkelijk te geven, maar we moeten het misschien zoeken in het feit, dat in 13:1 evenals in 17:3, 7, 12 over een beest gesproken wordt, dat het hersteld Romeinse wereldrijk van de toekomst voorstelt. In 12:3 gaat het om een draak die de duivel voorstelt.
Er is echter grote overeenkomst tussen die twee. Dat is ook begrijpelijk want het beest is het instrument waardoor de duivel in (het verleden en in) de eindtijd zijn macht uitoefent.
Bij het beest ligt in de beschrijving de nadruk op:
a. De regeringsvorm van 7 achtereenvolgende koningschappen (dus daarom zeven diademen) maar daarnaast op:
b. De verschijning als een tienstatenbond van tien koningen die elk gekroond zijn en alle tien regeringsmacht uitoefenen, waarbij zij tenslotte hun macht aan het beest geven (hfst. 17) vandaar tien diademen.
Het beeld van de draak is minder gedetailleerd. Hij heeft zeven koppen en door die zeven oefende en oefent hij zijn regeermacht uit. Het gaat dus om een verschil in accent.