Betreft: Openb. 20:4
Vraag:
Hoe kunnen de martelaren uit de periode van de Grote Verdrukking om het getuigenis van Jezus onthoofd zijn? Ze erkennen Jezus toch pas aan het eind van de Verdrukking?
Antwoord:
Hoever de prediking van het Koninkrijk in de periode van de Grote Verdrukking inhoudelijk gaat is de vraag. Het Nieuwe Testament zal dan toch niet van de aarde weggevaagd zijn. Men kan dus kennis van Jezus hebben ook al zijn de ogen niet volledig open voor wie Hij is. Het evangelie dat de mensen dan horen gaat in ieder geval niet buiten de verkondiging van de Messias om. Het kan het getuigenis van Jezus genoemd worden ook al zien zij, die geloven de strekking ervan nog niet duidelijk.
Zo wordt in Hebr. 11:26 gezegd, dat Mozes de smaad van Christus groter rijkdom achtte dan de schatten van Egypte. Wat hij toen aanvaardde omdat hij bij het volk wilde horen ziet God als het aanvaarden van de smaad van Christus, hoewel Jezus als de versmade Messias pas vele jaren na de tijd van Mozes zou optreden. Zo kan het ook zijn met de gelovigen uit de verdrukkingsperiode.