Een zekere Latimer (ca 1500 n. chr.), een van de reformatoren in Engeland, werd beschuldigd van ketterij. Toen hij voor het gerecht kwam hoorde hij het gekras van een pen ergens achter een gordijn. Hij begreep dat elk woord dat hij zei, werd opgetekend- Hij vertelde later dat hij daardoor erg behoedzaam was in wat hij zei. Hij woog om zo te zeggen elk woord op een goud schaaltje. Uiteindelijk heeft het hem niet geholpen om aan de dood te ontkomen, want hij is gestorven als martelaar.
Dit voorval mag er ons wel aan herinneren dat achter ‘het gordijn van de eeuwigheid’ al onze woorden genoteerd worden. Te denken valt dan aan het woord van de Heiland dat luidt: ”Ik zeg u echter dat van elk zinloos woord dat de mensen zullen spreken, zij rekenschap zullen geven in de dag van het oordeel” (Mt 12:36). Die uitspraak betreft mensen die door de Heer ‘adderengebroed’ worden genoemd en die met hun mond heel verkeerde dingen spraken.
Niettemin mogen wij als gelovigen toch wel over deze uitspraak nadenken en ons er voor wachten om zinloze, d.w.z. verkeerde dingen te zeggen. Dat mede gedachtig aan het gebed van David dat luidt: ”Heer, stel een wacht voor mijn mond, waak over de deuren van mijn lippen” (Ps 141:3). Deze godvrezende koning heeft kennelijk beseft hoe gemakkelijk wij met onze mond iets verkeerds zeggen. Laten ook wij dat bedenken en er ons voor wachten.