Vraag:
Wat betekent het woord ‘proseliet’?
Antwoord:
Proseliet is een weergave van het Griekse woord nqoonhvros, dat bijgekomene, of overgetredene betekent. Het is het woord, dat in de Septuaginta gebruikt wordt ter vertaling van het Hebreeuwse woord gër = vreemde. In ‘het Nieuwe Testament komt het woord viermaal voor en wel in Mt 23:15; Hd 2:10; 6: 5 en 13: 43, en in de Statenvertaling is dat steeds overgezet door: Jodengenoot.
Het is de naam voor heidenen, die tot de Joden overgekomen zijn of geestelijk aansluiting bij hen zoeken. Men moet bij de proselieten tussen deze twee categorieën scherp onderscheiden. Terwijl het vroeger wel voortgekomen was, dat heidenen tot Israël overgingen zonder het Joodse geloof in werkelijkheid te aanvaarden werd er na de ballingschap een godsdienstige propaganda van de Joden onder de heidenen bedreven, waarop nu eens meer dan weer minder vrucht rustte.
In de Rabbijnse literatuur kent men slecht één soort proselieten, namelijk zij die geheel tot het Jodendom overgekomen zijn en die ‘proselieten der gerechtigheid’ genoemd worden.
Zulke personen waren niet zeer talrijk. Met groot ceremonieel werden ze in ‘t Jodendom opgenomen. Dit vond plaats na streng onderzoek veelal naar de beweegredenen voor het overgaan, en na onderwijs door drie geleerden. De ritus voor de opname bestond in de besnijdenis, een reinigingsbad (doop) en een offer. Zonder de doop is de besneden heiden nog geen echte Israëliet. Bij de doop treden de drie leraars als doopgetuigen op, terwijl zij de dopeling uit de Heilige Schrift voorlezen. De proselieten krijgen bij de besnijdenis een nieuwe naam. Zij moeten van hun vroeger leven afstand doen.
Onder de proselieten zijn er velen geweest die zeer fanatieke Joden werden, fanatiek dikwijls ook in hun optreden in de eerste tijd van de christelijke kerk tegen de Christenen. Zo wordt de vervolging van de Christenen door Nero wel toegeschreven aan de invloed van de proseliet Poppaea.
Heel anders dan de proselieten volgens streng Rabbijnse opvatting zijn de proselieten van Hellenistische zin. Deze waren veel meer in aantal en hebben veel groteren invloed geoefend. Zij waren heidenen, die niet geheel in ‘t Jodendom werden opgenomen, maar geestelijke aansluiting bij hen zochten. De Joden waren reeds vóór Jezus’ omwandeling in alle landen van de Griekse cultuur verspreid.Veel heidenen bezochten hun synagogen, hoorden er de Schriftlezing en de prediking, en werden aangetrokken door het strenge monotheïsme van Israël.
Zij hielden ook dikwijls een deel van de Joodse wetten. Zij worden in het Nieuwe Testament ‘godvruchtigen’ genoemd De kamerling van Candáce en Cornelius van Caesarea behoorden tot hen. Vele van deze proselieten in ruimere zin zijn bij de christelijke kerk gekomen, doordat ze in Jezus de vervulling leerden zien van de in het Oude Testament gegeven Messiaanse voorzeggingen. Deze ‘godvruchtigen’ worden wel, doch ten onrechte, ter onderscheiding van de ‘proselieten der gerechtigheid’ aangeduid als ‘proselieten der poort’