Betreft: Ps. 8
Vraag:
a. Hb 2: 5 ziet op het duizendjarig rijk, ziet Psalm 8 daar dan ook op?
b. Als ik Psalm 8 in de Statenvertaling lees dan gaat deze Psalm volgens mij over de Heer Jezus.
c. De verwijsteksten van Ps 8: 7b zoals 1Ko.15: 27; Ef.1: 22;Hb 2: 6-8 hebben toch alleen betrekking op de Heer Jezus?
Antwoord:
a. Psalm 8 wijst in eerste instantie heen naar Adam. De Psalm beschrijft de positie van de eerste mens.De heerlijkheid van die mens komt daarin uit dat hij naar het beeld Gods gemaakt is. Hij is Gods vertegenwoordiger op aarde. Zijn positie als heerser over de aarde wordt duidelijk aangegeven in Gn.1: 26-28. Dat is echter niet de enige betekenis van deze Psalm. Adam is namelijk een type van de Heer Jezus (zie Rm.5: 14). Zoals ook Melchizedek dat is en vele andere personen. In tweede en hoogste instantie wijst de Psalm dan ook heen naar de laatste Adam, naar Jezus Christus. Dat blijkt uit de aanhaling in Hb 2: 6-8. Dat gedeelte wijst inderdaad heen naar de tijd van het duizendjarig rijk. Psalm 8 ziet daar in zijn diepere zin ook op. Dat laatste wil echter niet zeggen dat Psalm 8 geen directe betekenis zou hebben voor de positie van de mens als hoofd van de schepping. Het een zowel als het ander wordt door deze psalm aangegeven.
b. Zowel in de Statenvertaling als in de NBG vertaling staat er in Ps.8: 5 ‘Wat is de mens dat Gij zijner gedenkt’. In beide vertalingen staat mens met een kleine ‘m’. De vertalers hebben dus alle aan de mens in zijn algemeenheid gedacht, te beginnen met Adam. Verder wordt de uitdrukking ‘zoon des mensen’ gebruikt ofwel ‘menskind’. Beide vertalingen hebben dat echter met een kleine letter. Deze uitdrukking betekent niets anders als: iemand van het geslacht mens.
Er is alleen een wat dieper gaand verschil op te merken in vers 6. De nieuwe vertaling van het NBG heeft: ‘Gij hebt hem bijna goddelijk gemaakt’ en dan denk je aan oprijzen van beneden af tot een geweldige hoogte. De Statenvertaling heeft: ‘Gij hebt hem een weinig minder dan de engelen gemaakt’. Daarbij zou je kunnen denken aan een persoon die oorspronkelijk hoger was dan de engelen en die daarna onder de engelen gesteld werd. Dan ga je als het ware afdalen van boven naar beneden. Maar dat hoeft helemaal niet de bedoeling van deze uitdrukking te zijn. Het betekent dat God de mens bijna als een engel gemaakt heeft. Dat wordt in vers 7-9 nader toegelicht. Aangezien engelen ook goden genoemd worden (zie Ps.82: 6 en Jh.10: 34 en 35) kun je de zin dus wat vrijer weergeven met ‘bijna goddelijk gemaakt’.
c. De verwijsteksten spreken inderdaad van de Heer Jezus Christus. Maar bij Hb. 2 moeten we de betekenis voor de mens niet uitsluiten. Ik bedoel dit: in het duizendjarig rijk neemt Christus de verheerlijkte positie in, die in Hb. 2: 5-8 beschreven wordt, maar ook de gelovigen als verheerlijkte mensen delen deze positie met Hem. Het is dus niet óf…óf, maar én…én. Het een zowel als het ander is waar. De Psalm ziet op de toestand nu en op de situatie in het vrederijk.