Betreft: Ps. 51: 7
Vraag:
(a) Er zijn toch heel wat mooie, zuivere gezinnen met ouders die met God leven. Kun je van die kinderen nu zeggen dat ze in zonde ontvangen zijn?
Ze zijn dan toch in liefde ontvangen?
(b)Wat was er zondig aan, dat zijn moeder hem ontving en waarom is hij in ongerechtigheid geboren?
(c) Betekent dit vers dat wij gestraft worden voor de zonden die onze (voor)ouders gedaan hebben?
Antwoord:
(a) De uitdrukkingen ‘in ongerechtigheid geboren’ en ‘in zonde ontvangen’ drukken hetzelfde uit. Wat in het eerste deel van de zin gezegd is, wordt in het tweede deel herhaald en enigszins verdiept. In deze Psalm vinden we in vers 3,4,5 ook zo’n herhaling.
De uitdrukking ‘in zonde ontvangen’ zegt niets van de wijze van verwekking (buitenechtelijk, of iets dergelijks}. Zo zegt ‘in ongerechtigheid geboren’ niets van de wijze waarop de ouders het kind hebben ontvangen. Met deze uitdrukkingen geeft David aan, dat hij vanaf zijn geboorte, ja vanaf de conceptie want dat is kennelijk met ‘ontvangen’ bedoeld, zondig van aard is. Hier wordt geduid op de erfzonde. Vergelijk Jb. 14: 3.
(b) Aan het sexuele leven op zichzelf is niets zondig. Het is een scheppingsgegeven van God. Met deze uitspraak stoot David dieper door tot het probleem van de zonde. Hij heeft een zondige daad verricht en belijd die. Hij gaat echter verder en erkent dat die daad voortkomt uit zijn zondige aard. Van de verkeerde vrucht komt hij bij de verkeerde boom. Die zondige aard kleeft hem echter aan vanaf zijn geboorte en dat drukt hij uit met de woorden ‘in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen’. Die zondige aard heeft hij bij zijn geboorte meegekregen. Zijn moeder heeft hem die als het ware meegegeven toen ze David ontving.
(c) Uit Dt. 24: 16 en Ez. 18: 20 (vgl. 2 Kr. 25: 4) blijkt dat kinderen niet gestraft worden voor de zonden van de ouders. De tekst uit Ps 51 zegt niet dat kinderen gestraft worden voor de zonden van de ouders, ze spreekt over het feit, dat ieder mens stamt uit zondige ouders en daardoor een zondige natuur
erft.
God spreekt ons echter aan op onze eigen zonden. Daarvoor staan we verantwoordelijk. En die brengen ons in het oordeel, tenzij we ons bekeren en geloven in Jezus Christus. De Bijbel laat duidelijk zien, (1) dat Christus tot zonde is gemaakt (2 Ko. 5: 21), dat wil zeggen: onze zondige natuur is in Hem geoordeeld en voor God weggedaan en (2) dat Christus mijn zonden wilde dragen op het hout (1 Pt 2: 24). Dat houdt in dat God mijn zonden aan Hem heeft toegerekend en ze mij vergeeft op grond van het geloof in Zijn Zoon.