Betreft: Rm 2: 15
Vraag:
Is het geweten aangeboren of verworven door opvoeding?
Antwoord:
Het woord ‘geweten’ heeft te maken met ‘weten’ en ziet op het weten van goed en kwaad. Bij de zondeval heeft de mens deze kennis verkregen, helaas in die zin, dat hij goed en kwaad kan onderscheiden, maar niet in staat is het goede te doen (uit zichzelf).
Het vermogen om goed en kwaad te onderscheiden is dus aanwezig. Het geweten is echter niet een absoluut betrouwbare norm want het wordt mede gevormd door de opvoeding. Zo heeft Paulus met een goed geweten gewandeld ook toen hij de gemeente vervolgde (zie Hd 23: 1). Hij meende dat te moeten doen, maar het was natuurlijk totaal fout. Hij heeft dat later ook ingezien.
Kort gezegd: het geweten als vermogen tot onderscheid is aangeboren; het goed funktioneren van het geweten wordt mede bepaald door opvoeding (door je omgeving,enz.)
N.B. In hoever een basisbegrip van goed en kwaad ook aangeboren is, (bijvoorbeeld dat je niet zo maar iemand mag doden, of dat je niet mag stelen) is moeilijk te zeggen. Er is namelijk niemand geweest die zonder kontakt met anderen als een ‘blanco’ blad is opgegroeid bij wie men dat al of niet zou kunnen konstateren. Rm 2: 14,15 wijst wel enigszins in die richting.
Een absolute norm is het geweten echter in geen geval (vgl. 1 Ko 8: 7), het moet gevormd, opgevoed worden. Maar als dat gebeurt wil dat niet zeggen, dat de mens er automatisch naar handelt. Dat zou ook niet vanzelfsprekend zo zijn geweest als wanneer hij een vlekkeloos werkend aangeboren geweten zou hebben gehad. Hij kan zijn geweten namelijk het zwijgen opleggen of ook het ‘dichtschroeien'( 1 Tm 4: 2 St.Vert.,vgl.Tt 1: 15).
Het geweten is dus geen absolute norm. Absolute normen geeft God. We spreken dan niet van eeuwige normen, want dan zouden we de normen vergoddelijken. God stelt echter absolute normen en heeft die in de Schrift aan ons bekend gemaakt.