Betreft: Rm 3: 31
Vraag:
Bevestigen wij de wet doordat wij als vernieuwde mensen in de kracht van Gods Geest de wet volbrengen?
Antwoord:
Het woord ‘wet’ ziet hier op de hele openbaring die God aan Mozes gegeven heeft. Welnu, de prediking van de rechtvaardiging door het geloof is daarmee niet in strijd, want deze rechtvaardiging wordt door de wet al aangegeven.
Dr. J.A.C. van Leeuwen geeft in de Korte Verklaring deze toelichting: ‘Wat Paulus leert van de openbaring van Gods gerechtigheid in het evangelie, van het geloof, enz. heft niet de betekenis van de oudtestamentische openbaring op, ontkent niet haar waarde: integendeel, het doet er een licht op vallen, waarin haar ware betekenis eerst recht duidelijk wordt’.
Het gaat er dus niet om, dat wij door niet te stelen e.d. de tien geboden bevestigen, maar dat Paulus en de andere apostelen door hun prediking het oude testament bevestigen. Dat dit de zin van dit vers is, volgt ook uit hoofdstuk 4 waar de apostel de bewijzen van rechtvaardiging door geloof aanvoert. Hij stelt de lezers daartoe Abraham en David voor. Let ook op de uitspraken dat noch de rechtvaardiging noch de erfenis op grond van de wet verkregen worden (vs.2,13 e.a.), maar enkel op grond van geloof en gebaseerd op Gods belofte.
De kanttekenaren bij de Statenvertaling hebben helaas deze betekenis niet begrepen en zien het ‘bevestigen van de wet; als: het vervullen van de geboden Gods.
We moeten de tekst echter verklaren in het verband waarin ze voortkomt en dan is het duidelijk, dat het om de prediking van het geloof gaat. Daarmee wordt het Oude Testament niet van zijn kracht berooft of als waardeloos aan de kant gezet, integendeel het wordt erdoor bevestigd.