Betreft: Rm 4: 16
Vraag:
Gaat het hier om twee groepen mensen: Joden en heidenen?
Antwoord:
Velen nemen dat aan, maar deze verklaring is zeer aanvechtbaar. In dat geval zou het om twee soorten mensen zijn waarvan de een op grond van het ‘uit de wet zijn’ de belofte ontvangt en de ander dat doet op grond van ‘uit het geloof zijn’. De kern van het betoog van Paulus is echter juist dat de wet niet zalig maakt, maar alleen het geloof.
Als het gaat om Jood en heiden naast elkaar te stellen gebruikt Paulus het onderscheid ‘besnedenen’ tegenover ‘onbesnedenen’. Als het gaat om de grond van behoud stelt hij wet en geloof niet naast, maar tegenover elkaar.
Veeleer zegt dit vers dat de belofte er niet is voor hen die alleen uit de wet zijn, maar voor hen die ook uit het geloof zijn. De vraag is dus of het om een uitbreiding gaat:
niet alleen het nageslacht uit de wet (wat zou slaan op de Israëlieten), maar ook dat uit het geloof (wat zou slaan op de heidenen).
Of dat het gaat om een inperking: het nageslacht dat niet uit de wet alleen is, maar ook uit het geloof (wat dus slaat op Israëlieten die ook werkelijk geloven en die niet alleen bouwen op het feit dat ze Abrahams nageslacht zijn). Wij kiezen voor het laatste.