Betreft: Rm 5: 12
Vraag:
Er wordt wel gesteld, dat onze verdorven, vleselijke natuur een gevolg is van de zondedaad, die wij in Adam bedreven hebben. Zoals Levi in Abraham de tienden aan Melchizedek gaf (Hb 7: 9,10) zo zijn wij in Adam ongehoorzaam geweest aan het gebod om niet van de boom te eten. Is deze voorstelling juist?
Antwoord:
Men baseert zich voor deze gedachte op Rm 5: 12 in de weergave van de Statenvertaling die luidt: ‘in wien allen gezondigd hebben’. De Nieuwe Vertaling van het NBG heeft daar staan: ‘doordat allen gezondigd hebben’. Beide vertalingen zijn mogelijk, zodat een beroep op deze tekst niet afdoende is. Een beroep op Hb 7 is eveneens zwak omdat de apostel daar zegt, dat Levi ‘als het ware’ tienden heeft gegeven. Het gaat er in Hb 7 om te laten zien dat Melchizedek meer is dan Abraham en zijn priesterschap dus van hoger orde dan het Levitisch priesterschap. Om dat aan te tonen neemt hij een bij-wijze-van-spreken-voorbeeld.
Er komt bij dat als de genoemde redenering juist zou zijn, alle mensen door de daad van Adam schuldig zouden staan voor God. De voorstanders van deze opvatting aanvaarden die konsekwentie en spreken dan ook van de erfschuld. Alle kleine kinderen die jong sterven zouden dus verloren zijn, want ze staan schuldig.
In de wet lezen we echter dat de kinderen niet gestraft mogen worden om de zonden van de vaderen (Dt 24: 16, zie ook 2 Kr 25: 4; Ez. 18: 20). Deze theorie strijdt dus met dit beginsel van de wet.
Bovendien gaat het de apostel vanaf Rm 5: 12 erom de kwestie van de zondige natuur te belichten. Zijn betoog loopt als volgt: door één mens is de zonde (als macht die in onze natuur gelegen is) in de wereld gekomen en daarmee de dood. En het feit dat het gevolg van Adams daad zo is blijkt uit het feit dat alle mensen zondigen.
Onze zondige natuur hebben we dus inderdaad aan de zondedaad van Adam te danken, maar dat niet omdat we in hem gezondigd zouden hebben, maar omdat hij een zondige natuur gekregen heeft en al zijn nakomelingen met een zelfde zondige, verdorven natuur geboren worden.
Door één daad van Adam zijn volgens vers 19 zeer velen zondaren geworden; ze hebben allen de zondige natuur van Adam geërfd.