Betreft: Rm 5: 14a
Vraag:
De mensen in de tijd van Adam tot Mozes zijn gestorven hoewel ze niet gezondigd hadden zoals Adam. Nu krijgt iemand alleen het eeuwige leven door het geloof in Jezus Christus. De mensen die vóór de tijd dat de Here Jezus op aarde kwam, geleefd hebben, kwamen dus niet in het koninkrijk, maar zij hebben de kans ook niet gehad om in Jezus Christus te geloven. Is dat dan eigenlijk niet onrechtvaardig?
Antwoord:
De mensen die na Adam leefden tot aan de wetgeving, zondigen wel, maar niet door overtreding. Ze deden verkeerde dingen. Ze hielden met God geen rekening. Denk b.v. aan Lamech, de nakomeling van Kain. (Gn 4). Vandaar dat ze ook allen gestorven zijn, ze ontvingen het loon op de zonde. We moeten dus onderscheid maken tussen zondigen enerzijds en zondigen door overtreding anderzijds.
Betekent het nu dat al de mensen die toen geleefd hebben en in ongeloof gestorven zijn, verloren gaan omdat ze niet in Jezus Christus hebben geloofd? Nee, God is niet onrechtvaardig om hen te veroordelen voor iets dat ze niet konden weten.
De mensen in die periode hadden echter net zo goed als de mensen die na het kruis leven, een boodschap van God.
We lezen namelijk in Rm 1: 19 en 20 dat de eeuwige kracht en de goddelijkheid van God uit Zijn werken gekend kan worden. Psalm 19 zegt, dat er een spraak, een boodschap, van de schepping uitgaat.
Voor de mensen in die tijd was het dus de vraag of ze deze boodschap ter harte namen en God als schepper eerden. Deden ze dat en geloofden ze God, dan kon God hun hun zonden vergeven vooruitziende op het offer dat Zijn Zoon op Golgotha zou brengen.
Hun geloof werd hun dan tot gerechtigheid gerekend net als bij Abraham, ook al was de inhoud van hun geloof veel beperkter dan bij ons. Hetzelfde geldt voor heidenen in onze tijd, die het evangelie niet verkondigd is.