Betreft: Rm 5: 19
Vraag:
(a) De nieuwe vertaling van het NBG heeft het over ‘zeer velen’, die tot zondaars zijn gesteld De Telosuitgave heeft hier ‘de velen’ staan. Wat is juist?
(b) Is dit vers niet in strijd met Rm 3: 23 en 5: 12? Niet slechts velen zijn tot zondaars gesteld, maar allen?!
Antwoord:
(a) Vertaalkundig zijn beide weergaven mogelijk. De vraag is echter of in dit geval een overtreffende trap bedoeld is. Het verband moet in het geding worden gebracht om de bedoeling van de tekst na te gaan
Het komt dus niet alleen aan op een goede kennis van het Grieks, maar ook het verstaan van de bedoeling van de Schrift speelt een rol. Er komt dus de kwestie van de uitleg bij.
Welnu, ook in dat opzicht is voor beide vertalingen wat te zeggen. In vers 18 is aangegeven dat één overtreding tot alle mensen ter veroordeling strekt. En dat één gerechtigheid (de ene daad van Christus’ offerwerk) tot alle mensen strekt tot rechtvaardiging van het leven. Als het gaat om de strekking van de daad dan betreft dat alle mensen. Als het gaat om de uitwerking van de daad dan kan van het werk van Christus niet gesteld worden, dat alle mensen automatisch tot rechtvaardigen gesteld worden.
Dat geldt namelijk alleen van degenen die geloven. Vandaar dat in vers 19 niet de term allen, maar de term velen wordt gebruikt.
Vertaal je nu ‘zeer velen’ dan komt des te duidelijker uit, dat het niet allen zijn. Tegenover ‘de ene mens’ staat dan ‘zeer velen’ maar dus niet ‘allen’ zoals in het voorgaande vers.
Geef je het Grieks letterlijk weer met ‘de velen’ dan wordt de nadruk gelegd op twee partijen. Aan de ene kant is daar de ene mens die ongehoorzaam is geweest met daarnaast de ene Mens die gehoorzaam is geweest.
Aan de andere kant is er de groep van de velen (die tot zondaars, ofwel de anderen die tot rechtvaardigen zijn gesteld.
Ook dan valt op dat er niet van allen wordt gesproken, maar er ligt minder nadruk op de grote van het aantal alswel op het feit dan één staat tegenover velen.
Het is dus de vraag waaraan je de voorkeur geeft, want beide vertalingen lopen niet erg veel uiteen.
(b) We zien dat de apostel in vers 18 spreekt over ‘allen’ en in vers 19 over ‘de velen’ of ‘zeer velen’. Vers 18 stemt dus met 3: 23 en 5: 12 overeen. De grote vraag is nu waarom Paulus in vers 19 gaat spreken over velen in plaats van over allen. Hij heeft daar natuurlijk een bedoeling mee. Er zijn twee redenen voor aan te geven, elkaar ondersteunen:
1) de apostel zou in vers 19 a net als in 18 a ‘allen’ hebben kunnen schrijven, want allen zijn tot zondaars gesteld. Maar hij zou dan in de problemen komen met vers 19 b. Daar kan hij niet schrijven dat allen tot rechtvaardigen gesteld zouden worden. De rechtvaardiging geldt namelijk alleen zij, die geloven. Daar moet hij het woord ‘velen’ (de velen of zeer velen) gebruiken.
2) Paulus grijpt in vers 19 terug op de tegenover elkaar stelling van vers 15 en 16. Daar stelt hij tegenover elkaar: de ene daad tegenover ‘de velen’, die gestorven zijn. Het effect van één daad wordt dus geaccentueerd. Zo zet hij in vers 19 ook tegenover elkaar: de daad van de ‘ene’ mens, tegenover ‘velen’ die er het effect van beleven. Om die tegenstelling: één <>velen gaat het.